background image
Er zijn genoeg (goede) redenen om
corticoïden te geven
Via hun effect op de ACTH-secretie remmen corticosteroïden de produc-
tie van androgenen in de bijnierschors (DHEA, androsteendion) (14). Door
activering van glucocorticoïdreceptoren verhogen ze de expressie van
ontstekingsremmende eiwitten en verminderen ze de expressie van pro-
inflammatoire eiwitten (15). Ze verbeteren ook de levenskwaliteit en ver-
minderen de pijn en de vermoeidheid (15, 16), wat de bijwerkingen van de
chemotherapie vermindert (15).
Zelfs in lage dosering oefenen corticoïden een effect uit op de tumoractiviteit
(49% PSA-respons met dexamethason 0,5mg per os per dag) (17).
Corticoïden worden echter `verguisd' wegens hun bijwerkingen (15), "maar
die bijwerkingen moeten absoluut gerelativeerd worden, merkte Maria De
Santis (Wenen) op, niet alleen omdat de levensverwachting van die patiënten
van die aard is dat de meeste bijwerkingen nooit zullen optreden, maar ook en
vooral omdat de positieve effecten van corticosteroïden groter zijn."
Bij prostaatkanker wordt aangeraden om systematisch een combinatie van
chemotherapie en prednison te geven (18), ook na mislukken van docetaxel
(7). Bovendien verhinderen corticoïden het mineralocorticoïdexces als gevolg
van inname van abirateronacetaat (19). De verschillende corticoïden zouden
vergelijkbare resultaten geven (17).
De resultaten van de AFFIRM-studie hebben het nut van corticoïden op de
helling gezet (20). In die studie was de totale overleving immers slechter
met een corticosteroïd + enzalutamide dan met enzalutamide alleen. Maar
de AFFIRM-studie was niet opgezet om dat te evalueren, ook al omdat de
patiënten in de corticosteroïdgroep doorgaans zieker waren (de serumcon-
centraties van PSA, alkalische fosfatasen en LDH waren veel hoger; aantal
patiënten met 20 botmetastasen bij de start van de studie ongeveer 47% in
de corticosteroïdgroep en ongeveer 30% in de groep die werd behandeld met
enzalutamide alleen). "Die vaststelling gaat in de richting van wat we elke
dag waarnemen, vervolgt Maria De Santis: we gebruiken makkelijker cortico-
steroïden als onze patiënten er slecht aan toe zijn."
En het gaat verder
Op het congres van de EAU werden ook de resultaten gepresenteerd van
de derde tussentijdse analyse van de COU-AA-302-studie, die werd gepland
na 55% overlijdens (21). Die studie werd uitgevoerd bij patiënten met een
mCRPC en weinig of geen symptomen, die nog geen chemotherapie hadden
gekregen. De gunstige effecten op de radiografische progressievrije overle-
ving (16,5 maanden tegen 8,3 maanden met prednison alleen; HR = 0,53;
p < 0,0001) en de totale overleving (35,3 maanden tegen 30,1 maanden;
HR = 0,79; p = 0,0151, NS, in vergelijking met de placebo) werden bevestigd
en verder teruggevonden in de meeste onderzochte subgroepen. Abirate-
ronacetaat verbeterde significant alle andere eindpunten (tijd tot inname van
opiaten, tijd tot starten van chemotherapie, tijd tot verslechtering van de alge-
mene toestand, tijd tot stijging van het PSA-gehalte, percentage biologische
respons, RECIST-responspercentage en patient-reported outcomes), wat ook
getuigt van een goede algemene tolerantie (20).
Referenties
1.
Heidenreich A, et al. EAU Guidelines on prostate cancer - Update March 2013.
2.
Kelly W, et al. ASCO 2012 Abstract#4655.
3.
Armstrong A, et al. Clin Cancer Res 2010;16(1):203-11.
4.
Armstrong A, et al. Clin Cancer Res 2007;13(21):6396-403.
5.
Fizazi K, et al. Lancet Oncol 2012;13(10):983-92.
6.
Suttmann H, et al. EAU 2013. Abstract#105.
7.
Logothetis C, et al. Lancet Oncol 2012;13(12):1210-7.
8.
de Bono J, et al. Lancet 2010;376(9747):1147-54.
9.
Scher H, et al. J Clin Oncol 2011;29(27):3695-704.
10. Messiou C, et al. Br J Cancer 2009;101(8):1225-32.
11. Ryan C, et al. Clin Cancer Res 2011;17(14):4854-61.
12. Tombal B, et al. Prostate 2005;65(2):178-87.
13. Cleeland C. Clin Cancer Res 2006;12(20 Pt 2):6236s-6242s.
14. Tannock I, et al. J Clin Oncol 1989;7(5):590-7.
15. Dorff T, Crawford E. Ann Oncol 2013;24(1):31-8.
16. Fosså S, et al. J Clin Oncol 2001;19(1):62-71.
17. Venkitaraman R, et al. BJU Int 2008;101(4):440-3.
18. Tannock I, et al. N Engl J Med 2004;351(15):1502-12.
19. Zytiga
®
Summary of Product Characteristics 2012.
20. Scher H, et al. ASCO GU 2013;Abstract#6.
21. Mulders P, et al. EAU 2013. Abstract#97.
Via hun effect op de ACTH-secretie remmen
corticosteroïden de productie van androgenen in de
bijnierschors (DHEA, androsteendion). Door activering
van de glucocorticoïdreceptoren verhogen ze de
expressie van ontstekingsremmende eiwitten en
verminderen ze de expressie van pro-inflammatoire
eiwitten.
Abirateronacetaat verbeterde signifcant alle andere
eindpunten (tijd tot inname van opiaten, tijd tot
starten van chemotherapie, tijd tot verslechtering
van de algemene toestand, tijd tot stijging van het
PSA-gehalte, percentage biologische respons, RECIST-
responspercentage en patient-reported outcomes), wat
ook getuigt van een goede algemene tolerantie (20).
ONC253N.indd 2
3/06/13 16:01
ONC253N
Zytiga
®
: consistente resultaten,
ongeacht de klinische situatie
O
m de behandeling van kanker te verbeteren, moeten we
constant zoeken naar nieuwe geneesmiddelen en thera-
peutische targets. Ook moeten die worden geëvalueerd in
bepaalde subgroepen. Dat is het geval met abirateronacetaat, dat
geïndiceerd is als androgeendeprivatie therapie niet meer werkt
bij mannen die geen of slechts matige symptomen vertonen en bij
wie chemotherapie nog niet geïndiceerd is, en als een medische
of chirurgische castratie en chemotherapie op basis van docetaxel
niet of niet meer werken. Abirateronacetaat wordt gebruikt in
combinatie met corticoïden. Terecht? Resultaten en commentaar
in het kader van het congres van de EAU van 2013.
Ondanks de gunstige effecten van androgeendeprivatie bij de behandeling
van prostaatkanker zal de ziekte bij de meeste patiënten verergeren na 12-
48 maanden. We spreken dan van castratieresistentie. Abirateronacetaat is
de eerste hormonale behandeling die een EMA registratie heeft gekregen bij
castratieresistente, gemetastaseerde prostaatkanker (mCRPC) bij mannen die
al behandeld zijn met docetaxel, en wordt aanbevolen als tweedelijnstherapie
in die indicatie (1). Levermetastasen zijn prognostisch ongunstig, zoals werd
aangetoond in de studies CALGB 90401 (2) en TAX327 (3), wat nog werd
bevestigd in de COU-AA-301-studie, een fase III-studie met abirateronacetaat
bij mCRPC (5). Bij vergelijking van de evolutie van patiënten met of zonder vis-
cerale metastasen in die studie stelde Henrik Suttmann evenwel vast dat toe-
voeging van abirateronacetaat de overleving even goed verbeterde in beide
groepen (met viscerale metastasen: + 4,6 maanden, NS, en zonder viscerale
metastasen + 4,8 maanden; p < 0,0001 in vergelijking met de placebogroep).
De hormonale behandeling verminderde het risico op radiografische progres-
sie even goed in beide groepen (viscerale metastasen: 40%; p = 0,0002, en
zonder viscerale metastasen 32%; p < 0,0001) (6). Op grond van die vast-
stellingen concludeerden de auteurs dat de combinatie abirateronacetaat +
prednison een gunstige optie is voor de patiënten, ook bij patiënten met een
mCRPC met viscerale metastasen.
Dat is ook zo bij pijn: de pijn verbeterde significant meer met abirateronace-
taat dan met de placebo (7) en het effect was even goed bij de patiënten die
in het begin al pijn hadden (HR = 0,78) als bij de patiënten die in het begin
nog geen pijn hadden (HR = 0,69) (5). In de COU-AA-301-studie bij patiënten
die al docetaxel hadden gekregen, verbeterde abirateronacetaat de mediane
totale overleving met 4,6 maanden, terwijl dat slechts 2,4 maanden was in de
totale populatie die cabazitaxel kreeg in de TROPIC-studie (8), maar dat waren
niet dezelfde patiëntenpopulaties en de studies waren niet te vergelijken.
Evaluatie van progressie:
kliniek, biomarkers en beeldvorming
Een stijging van het PSA-gehalte alleen is geen goede reden om de behande-
ling stop te zetten (9). Bovendien is het zo dat een plotselinge stijging van
de PSA-spiegel slechts een momentopname is in een complexere evolutie.
Hoe dan ook, bij het evalueren van de tumor tijdens behandeling is beeld-
vormingsonderzoek geïndiceerd. "Een negatieve botscintigrafie betekent
echter nog niet dat er geen metastasen zijn, signaleert Jürgen Gschwendt
(München), terwijl omgekeerd schijnbare radiografische progressie daarom
nog niet getuigt van progressie of een metastase." Voorzichtigheid is dus
geboden, ook al omdat vaak een `boneflare' wordt waargenomen tijdens
de eerste weken van behandeling met abirateronacetaat (9, 11), wat onder
bepaalde voorwaarden beter kan worden geëvalueerd met een MRI (12) of
een PET-scan (10).
Klinisch wordt vooral de pijn gemeten met de PPI-score (Present Pain Inven-
tory) of de BPI-SF-score (Brief Pain Inventory ­ Short Form) (13). Dat wordt
aangevuld met een aantal laboratoriumonderzoeken: hemoglobinegehalte,
LDH, albumine en alkalische fosfatasen.
Abirateronacetaat is de eerste hormonale behandeling
die een EMA registratie heeft gekregen bij
castratieresistente, gemetastaseerde prostaatkanker
(mCRPC) bij mannen die al behandeld zijn met
docetaxel, en wordt aanbevolen als tweedelijnstherapie
in die indicatie (1).
Clinical conundrums in the treatment of metastatic castration-resistant prostate cancer ­ satellietsymposium Janssen
in het kader van het 28th Annual European Association of Urology Congress (EAU 2013), Milaan, 17 maart 2013
ONC253N.indd 1
3/06/13 16:01