![]() ten met geïsoleerde levermetastasen in aanmerking voor re- sectie. Een groot aantal levermetastasen is een slechte prog- nostische factor (11). Tot op heden staat er echter geen limiet op het aantal levermetastasen dat gereseceerd kan worden. Patiënten die in aanmerking komen voor heelkunde dienen nog over voldoende functionerende resterende levercapaciteit te beschikken na resectie. Om de resterende levercapaciteit te optimaliseren, wordt embolisatie van de portale vene, alsook heelkunde in twee tijden toegepast (12). Dankzij deze nieu- were technieken kunnen chirurgen veilig tot 70 procent van de lever reseceren met volledig herstel nadien. Het percentage patiënten met initieel niet-reseceerbare levermetastasen die uiteindelijk na inductiechemotherapie wel weggenomen verschillende factoren, zoals de bekwaamheid en het inschat- tingsvermogen van de chirurg (13). Gezien er op heden geen uniforme consensus is, verschillen de criteria voor resectie tussen verschillende chirurgen en centra. reseceerbare levermetastasen is het bereiken van een maxi- maal resultaat van chemotherapie, met het oog op heelkunde. Zelden zal er bij patiënten waar de eerste lijn faalde heelkunde gepland worden. Immers de responsratio is hoog in de eerste morprogressie tijdens toediening van chemotherapie meer en meer gezien als een relatieve contra-indicatie voor heelkundige resectie. reseceerbare levermetastasen niet-reseceerbare levermetastasen, is om deze levermetasta- sen toch over verloop van tijd te kunnen wegnemen. De overleving op lange termijn van deze groep van patiënten is vergelijkbaar met de groep waar de levermetastasen initieel wel reseceerbaar waren. Een analyse van de gepubliceerde stu- dies en retrospectieve studies bij patiënten met geïsoleerde levermetastasen toonde een sterke correlatie tussen respons en de resectieratio. Standaardchemotherapieschema's hebben een conversieratio van 9-33 procent (1, 15-18). Intensievere schema's die 5-FU, oxaliplatinum en irinotican combineren (FOLFIRINOX), bereiken hogere respons- en resectieratio's in vergelijking met FOLFIRI. In deze laatste, intensievere schema's is de toxiciteit echter hoger (18). Het toevoegen van biologi- sche therapie (cetuximab, panitumumab of bevacizumab) aan FOLFOX of FOLFIRI, kan de resectieratio verhogen studies hierover schaars. gen de vasculaire endotheliale groeifactor (VEGF). Mogelijke nevenwerkingen zijn de ontwikkeling van arteriële en veneuze trombo-embolische fenomenen, proteïnurie, met de tumor ge- associeerde bloedingen, hypertensie en vertraging van de wondgenezing. Gastro-intestinale perforaties komen spora- disch voor, doch waakzaamheid is aangewezen bij gebruik van bevacizumab in aansluiting op palliatieve colorectale stenting. In zeldzame gevallen wordt melding gemaakt van een posterieur reversibel encefalopathiesyndroom en congestief hartfalen. langer progressievrij interval en een betere gemiddelde overle- ving bij gemetastaseerde colorectale tumoren (19). mab een betere resectieratio indien dit in combinatie met het FOLFOX-schema gegeven werd (8,4 versus 6,1%) (20). Access Trial (BEAT) (21, 22), een open-label fase IV-studie die de veiligheid en efficiëntie van bevacizumab in combinatie met tiënt met gemetastaseerde colorectale kanker na twee maanden behandeling met FOLFOX- bevacizumab met duidelijk verlies van vascula- risatie. stasen van een patiënt met gemetastaseerde colorectale kanker waarbij na zes maanden behandeling met FOLFIRI-cetuximab de levermetastasen resecabel geworden zijn. |