background image
9
l
Neuron
·
Vol 17
·
Nr 7
·
2012
sen de attitude van de bevraagde apo-
thekers tegenover de zorg voor patiënten
met een depressie of een andere fysieke
aandoening. Voor de rol "Informatie
geven aan de patiënt over (de sympto-
men van) zijn ziekte" gingen apothekers
significant meer akkoord dat zij deze rol
moesten opnemen voor patiënten met
een depressie in vergelijking met patiën-
ten met een andere fysieke aandoening
(Z = -2,09, p < .05).
Minder farmaceutische zorg
Door middel van de Wilcoxon-test
stelden we (voor acht van de tien rol-
len) wel een significant verschil vast
tussen de huidige praktijk voor patiënt-
en met een depressie en die voor
patiënten met andere fysieke aan-
doeningen. De resultaten tonen aan
dat apothekers minder zorg verlenen
aan patiënten met een depressie dan
aan patiënten met andere fysieke aan-
doeningen (zie ook Tabel 1). Mede hi-
erdoor is het niet verbazingwekkend
dat voorgaand onderzoek aantoonde
dat patiënten met psychische proble-
men in het algemeen ontevreden zijn
over de informatie die zij ontvangen
aangaande hun medicatie (25-27).
Knelpunten en vormingsnood
De bovenstaande resultaten doen vragen
rijzen. Wat maakt het zo moeilijk om
farmaceutische zorg te verlenen aan
patiënten met een depressie? In het
onderzoek werd nagegaan welke
knelpunten een meer actieve rol van de
apothekers bemoeilijken. Tabel 2 toont
een duidelijke top vijf van barrières die
door meer dan de helft van de apothe-
kers werd gerapporteerd.
Tabel 3 geeft de verschillende vormings-
noden weer die de apothekers rappor-
teerden. Meer dan de helft van de be-
vraagde apothekers gaf aan extra vor-
ming te kunnen gebruiken wat betreft
basisvaardigheden in psychosociale ge-
spreksvoering.
Gebrek aan "self-efficacy"
Ondanks de ervaren knelpunten en
vormingsnoden blijven er toch nog een
aantal vragen onbeantwoord. Hoe komt
het dat zelfs apothekers met een uiter-
mate positieve attitude tegenover de
zorg voor patiënten met een depressie,
hun zorgverlening beperken tot een mini-
mum aan informatie in verband met de
medicatie?
Een mogelijke verklaring voor deze dis-
crepantie tussen attitude en praktijk kan
gevonden worden in de "self-efficacy"-
component van Bandura's Sociale Cog-
nitieve Theorie (28). De bevraagde apo-
Barrière
n = %
Te weinig informatie over de individuele patiënt en zijn behandeling
91
62,3
Depressie is een delicaat onderwerp waarvoor de patiënt zich schaamt
85
58,2
Gebrek aan opleiding in deze thematiek
84
57,5
Gebrek aan tijd
82
56,2
Gebrek aan privacy in de apotheek
79
54,1
Het is moeilijk om goed te communiceren met depressieve mensen
35
24,0
Dit extra werk wordt onvoldoende gevaloriseerd
19
13,0
Mensen met een depressie zijn moeilijk in te schatten en hun gedrag is onvoorspelbaar
15
10,3
Mensen met een depressie wensen geen ondersteuning van hun apotheker
4
2,7
Andere
5
3,4
Tabel 2: Ervaren barrières.
Vormingsnoden
n =
%
Basisvaardigheden in psychosociale gespreksvoering
83
56,1
De niet-medische behandelopties voor depressie
73
49,3
De verschillende types van depressie
70
47,3
De (neven)werking van antidepressiva
50
33,8
De oorzaken van depressie
43
29,1
De medische behandelopties voor depressie
42
28,4
De symptomen van depressie herkennen
39
26,4
De symptomen van depressie
31
20,9
Tabel 3: Gerapporteerde vormingnoden.
Meer dan de helft van de
bevraagde apothekers gaf aan
extra vorming te kunnen
gebruiken wat betreft
basisvaardigheden in
psychosociale
gespreksvoering.