thekers tegenover de zorg voor patiënten met een depressie of een andere fysieke aandoening. Voor de rol "Informatie geven aan de patiënt over (de sympto- men van) zijn ziekte" gingen apothekers significant meer akkoord dat zij deze rol moesten opnemen voor patiënten met een depressie in vergelijking met patiën- ten met een andere fysieke aandoening (Z = -2,09, p < .05). stelden we (voor acht van de tien rol- len) wel een significant verschil vast tussen de huidige praktijk voor patiënt- en met een depressie en die voor patiënten met andere fysieke aan- doeningen. De resultaten tonen aan dat apothekers minder zorg verlenen aan patiënten met een depressie dan aan patiënten met andere fysieke aan- doeningen (zie ook Tabel 1). Mede hi- erdoor is het niet verbazingwekkend dat voorgaand onderzoek aantoonde dat patiënten met psychische proble- men in het algemeen ontevreden zijn over de informatie die zij ontvangen aangaande hun medicatie (25-27). rijzen. Wat maakt het zo moeilijk om farmaceutische zorg te verlenen aan onderzoek werd nagegaan welke knelpunten een meer actieve rol van de apothekers bemoeilijken. Tabel 2 toont een duidelijke top vijf van barrières die door meer dan de helft van de apothe- kers werd gerapporteerd. noden weer die de apothekers rappor- teerden. Meer dan de helft van de be- vraagde apothekers gaf aan extra vor- ming te kunnen gebruiken wat betreft basisvaardigheden in psychosociale ge- spreksvoering. vormingsnoden blijven er toch nog een aantal vragen onbeantwoord. Hoe komt het dat zelfs apothekers met een uiter- mate positieve attitude tegenover de zorg voor patiënten met een depressie, hun zorgverlening beperken tot een mini- mum aan informatie in verband met de medicatie? Een mogelijke verklaring voor deze dis- crepantie tussen attitude en praktijk kan gevonden worden in de "self-efficacy"- component van Bandura's Sociale Cog- nitieve Theorie (28). De bevraagde apo- basisvaardigheden in |