background image
33
l
Neuron
·
Vol 17
·
Nr 7
·
2012
het rusthuis komt euthanasie slechts spo-
radisch voor (5,8%).
De meeste patiënten die euthanasie ver-
kregen leden aan kanker (82,0%). Een
minderheid had een andere diagnose
zoals een neuromusculaire aandoening
of een cardiovasculaire aandoening
(Tabel). Bij vrijwel alle gemelde gevallen
(97,5%) gaf de arts aan dat er fysiek lij-
den aanwezig was. Psychisch lijden
werd tevens bij 8 op de 10 gemelde ge-
vallen genoteerd. De meerderheid van
de patiënten was volgens de meldende
arts terminaal ziek (93,0%). Niet-termi-
naal zieke patiënten maakten 7% uit van
alle gemelde gevallen. Deze patiënten
leden voornamelijk aan andere ziekten
dan kanker zoals progressieve of niet-
progressieve neuromusculaire aandoe-
ningen (52%) of cardiovasculaire aan-
doeningen (9%). Hun aandeel is in de
loop van de jaren niet significant toege-
nomen.
Artsen hadden in vrijwel alle gevallen
een tweede onafhankelijke arts gecon-
sulteerd, zoals de euthanasiewet voor-
schrijft. Voor patiënten die volgens de
arts (nog) niet terminaal ziek zijn, moet
wettelijk gezien nog een derde onafhan-
kelijke arts geconsulteerd worden. Die
arts was in de meeste gevallen een psy-
chiater (64,5%). In ruim één op drie ge-
melde euthanasiegevallen consulteerde
de arts meer dan het wettelijk verplichte
aantal artsen.
In alle gevallen die tussen 2002 en 2009
gemelde werden, oordeelde de Commis-
sie dat aan de wettelijke vereisten voor
euthanasie voldaan was. Geen enkel
dossier werd doorgestuurd naar de pro-
cureur des Konings.
Meldingspercentage en redenen
voor niet-melden
Aan de hand van een grootschalige studie
op basis van overlijdenscertificaten die in
2007 werd uitgevoerd (10), werd onder-
zocht in welke mate artsen in Vlaanderen
hun euthanasiegevallen daadwerkelijk
melden (11). Artsen die volgens de defini-
tie van de wet een euthanasiegeval uit-
voerden, werd gevraagd of zij dat overlij-
den al dan niet gemeld hadden aan de
Commissie. In 53 procent van alle geval-
len van euthanasie die artsen in 2007 uit-
voerden, gaven de artsen aan dat ze die
tevens gemeld hadden. Zowel huisartsen
als specialisten meldden hun euthanasie-
gevallen even vaak.
In alle gevallen waarbij de arts het
overlijden niet gemeld had, werd ge-
vraagd wat daarvoor de reden was. De
belangrijkste reden die artsen aanga-
ven om een euthanasieoverlijden niet
te melden, was dat ze het overlijden
zelf niet als euthanasie beschouwden
(in 77% van de niet-gemelde euthana-
siegevallen). Ook andere redenen wer-
den vermeld zoals melden is een te
grote
administratieve
rompslomp
(18%), mogelijk was niet aan alle wet-
telijke voorwaarden en procedures vol-
daan (12%), euthanasie is een zaak
tussen de arts en de patiënt (9%), en
vrees voor mogelijke juridische gevol-
gen (2%) (meerdere antwoorden tege-
lijk waren mogelijk).
Gemelde euthanasiegevallen
N = 3.443
% (n)
Diagnose
Kanker
83 (1.577)
Niet-kanker
17 (334)
- Progressieve neuromusculaire aandoening
7 (139)
- Cardiovasculaire aandoening
2 (46)
- Niet-kwaadaardige longaandoening
2 (36)
- Niet-progressieve neuromusculaire aandoening
1 (20)
- Andere aandoening
5 (93)
Gerapporteerd lijden
Fysiek lijden
97,5 (3.309)
Psychisch lijden
80,8 (2.581)
Prognose*
Terminaal ziek
93 (1.790)
Niet-terminaal ziek
7 (126)
Percentages zijn kolompercentages. Percentages zijn mogelijk niet altijd samen 100% door afronding
*De euthanasiewet maakt een onderscheid tussen patiënten die verwacht worden binnen afzienbare termijn te overlij-
den en patiënten die niet verwacht worden binnen afzienbare termijn te overlijden. Binnen afzienbare termijn werd
door de Commissie gedefinieerd als binnen nu en enkele maanden. Het is de behandelende arts die beoordeelt of de
patiënt al dan niet terminaal ziek is.
Tabel: Klinische kenmerken van gemelde euthanasiegevallen in België, 2002-2009.