background image
34
l
Neuron
·
Vol 17
·
Nr 7
·
2012
Of een arts een overlijden al dan niet als
euthanasie beschouwt, wordt sterk be-
paald door de medicatie die gebruikt
wordt om het overlijden te bewerkstelli-
gen. Wanneer de arts de euthanasie
uitvoert met een disproportioneel hoge
dosis opiaten dan ziet de arts deze
handeling zelf meestal niet als euthanasie,
maar als een vorm van ver doorgedreven
pijnbestrijding of palliatieve sedatie.
Wordt de euthanasie uitgevoerd met bar-
bituraten en spierverslappers zoals de
medische literatuur en richtlijnen uit Ne-
derland voorschrijven (12, 13), dan ziet
de arts de handeling bijna altijd zelf ook
als euthanasie, en is de arts ook sneller
geneigd om de handeling te melden
(11). Naast hoe de arts zijn of haar han-
deling benoemt, blijken ook Vlaamse
artsen, artsen die voldoende geïnfor-
meerd zijn over de euthanasiewet, en
artsen die een positieve attitude hebben
tegenover maatschappelijke controle op
de euthanasiepraktijk eerder hun eutha-
nasiegevallen te melden dan artsen uit
Wallonië of Brussel, artsen die minder
op de hoogte zijn van de wettelijke voor-
waarden en procedures, en artsen met
een negatieve houding tegenover maat-
schappelijke controle op de euthanasie-
praktijk (14).
Gemelde en niet-gemelde
euthanasiegevallen
Op basis van het onderzoek met overlij-
denscertificaten werd vastgesteld dat
euthanasiegevallen die niet worden ge-
meld doorgaans ook minder zorgvuldig
worden behandeld door de arts dan eutha-
nasiegevallen die wel gemeld worden
(11). Een mondeling en schriftelijk ver-
zoek zoals de euthanasiewet voorschrijft
was in 73 procent van de gemelde geval-
len aanwezig, terwijl bij de niet-gemelde
gevallen dit schriftelijk verzoek meestal
ontbrak (88% enkel mondeling verzoek
en 9% zowel mondeling als schriftelijk
verzoek). De beslissing voor euthanasie
werd in niet-gemelde euthanasiegeval-
len veel minder vaak besproken met
anderen. In slechts 55 procent van de
niet-gemelde euthanasiegevallen werden
andere artsen geconsulteerd, terwijl er in
72 procent van de gemelde gevallen
overleg was geweest. Ook specialisten in
palliatieve zorg en verpleegkundigen
werden veel minder vaak geconsulteerd
in niet-gemelde euthanasiegevallen. Art-
sen die hun euthanasiegeval meldden,
gebruikten in de meeste gevallen bar-
bituraten en spierverslappers om de
euthanasie uit te voeren. Artsen die hun
euthanasiegeval niet meldden, gebruikten
vaker middelen die voor euthanasie niet
aangewezen zijn, zoals opiaten en seda-
tiva. Waar het levensbeëindigend middel
bij gemelde euthanasiegevallen steeds
toegediend werd door een arts, zoals
vereist is volgens de euthanasiewet, ge-
beurde dit bij de niet-gemelde euthana-
siegevallen in 41 procent van de geval-
len door een verpleegkundige.
Attitudes van Belgische artsen
tegenover euthanasie en de
euthanasiewet
In 2009 werd een grootschalige lande-
lijke survey afgenomen onder artsen uit
een aantal specialismen die te maken
kunnen hebben met zorg voor patiënten
aan het levenseinde (15). In die survey
werd onder andere gepeild naar de atti-
tudes van de artsen tegenover euthanasie
en de euthanasiewet. Uit die survey
bleek dat slechts 19 procent van de be-
vraagde artsen in geen enkel geval be-
Ik ben in geen enkel geval bereid om op expliciet verzoek van de patiënt middelen
toe te dienen om diens levenseinde te bespoedigen
Indien een ongeneeslijke zieke ondraaglijk lijdt en niet in staat is om zelf
beslissingen te nemen, dan zou de arts (met het verzorgend team) moeten kunnen
beslissen om levensbeëindigende middelen toe te dienen
Levensbeëindiging op verzoek van de patiënt kan deel uitmaken van goede zorg aan
het levenseinde
Het toedienen van levensbeëindigende middelen op expliciet verzoek van de patiënt
is aanvaardbaar bij patiënten met een terminale ziekte met extreme,
oncontroleerbare pijn of ander oncontroleerbaar lijden
Niet akkoord Neutraal Akkoord
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
63
19
19
21
20
60
13
12
75
6
4
90
Figuur 2: Attitudes van Belgische artsen tegenover euthanasie en andere medische beslissingen aan het levenseinde, 2009.
Niet
akkoord
Neutraal Akkoord
De euthanasiewet verhindert de verdere uitbouw van de palliatieve zorg
Euthanasie is een zaak van de arts en de patiënt waar de Controle- en evaluatiecommissie
niet moet op toezien
De euthanasiewet draagt bij tot de zorgvuldigheid van het medisch handelen aan het
levenseinde door artsen
Maatschappelijke controle op de euthanasiepraktijk is noodzakelijk
Euthanasie zou wettelijk aanvaardbaar moeten zijn bij een wilsonbekwaam geworden
patiënt in het bezit van een geldige wilsverklaring voor euthanasie
Euthanasie zou wettelijk aanvaardbaar moeten zijn bij een minderjarige patiënt die in staat
is tot een redelijke waardering van zijn belangen
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
72
18
10
55
18
27
13
13
12
9
79
68
66
22
19
28
23
49
Figuur 3: Attitudes van Belgische artsen tegenover de euthanasiewet.