euthanasie beschouwt, wordt sterk be- paald door de medicatie die gebruikt wordt om het overlijden te bewerkstelli- gen. Wanneer de arts de euthanasie uitvoert met een disproportioneel hoge dosis opiaten dan ziet de arts deze handeling zelf meestal niet als euthanasie, maar als een vorm van ver doorgedreven pijnbestrijding of palliatieve sedatie. Wordt de euthanasie uitgevoerd met bar- bituraten en spierverslappers zoals de medische literatuur en richtlijnen uit Ne- derland voorschrijven (12, 13), dan ziet de arts de handeling bijna altijd zelf ook als euthanasie, en is de arts ook sneller geneigd om de handeling te melden (11). Naast hoe de arts zijn of haar han- deling benoemt, blijken ook Vlaamse artsen, artsen die voldoende geïnfor- meerd zijn over de euthanasiewet, en artsen die een positieve attitude hebben tegenover maatschappelijke controle op de euthanasiepraktijk eerder hun eutha- nasiegevallen te melden dan artsen uit Wallonië of Brussel, artsen die minder op de hoogte zijn van de wettelijke voor- waarden en procedures, en artsen met een negatieve houding tegenover maat- praktijk (14). euthanasiegevallen denscertificaten werd vastgesteld dat euthanasiegevallen die niet worden ge- meld doorgaans ook minder zorgvuldig worden behandeld door de arts dan eutha- nasiegevallen die wel gemeld worden (11). Een mondeling en schriftelijk ver- zoek zoals de euthanasiewet voorschrijft was in 73 procent van de gemelde geval- len aanwezig, terwijl bij de niet-gemelde gevallen dit schriftelijk verzoek meestal ontbrak (88% enkel mondeling verzoek en 9% zowel mondeling als schriftelijk verzoek). De beslissing voor euthanasie werd in niet-gemelde euthanasiegeval- len veel minder vaak besproken met anderen. In slechts 55 procent van de niet-gemelde euthanasiegevallen werden andere artsen geconsulteerd, terwijl er in 72 procent van de gemelde gevallen overleg was geweest. Ook specialisten in palliatieve zorg en verpleegkundigen werden veel minder vaak geconsulteerd in niet-gemelde euthanasiegevallen. Art- gebruikten in de meeste gevallen bar- bituraten en spierverslappers om de euthanasie uit te voeren. Artsen die hun euthanasiegeval niet meldden, gebruikten vaker middelen die voor euthanasie niet aangewezen zijn, zoals opiaten en seda- tiva. Waar het levensbeëindigend middel bij gemelde euthanasiegevallen steeds toegediend werd door een arts, zoals vereist is volgens de euthanasiewet, ge- beurde dit bij de niet-gemelde euthana- siegevallen in 41 procent van de geval- len door een verpleegkundige. tegenover euthanasie en de euthanasiewet lijke survey afgenomen onder artsen uit een aantal specialismen die te maken kunnen hebben met zorg voor patiënten aan het levenseinde (15). In die survey werd onder andere gepeild naar de atti- tudes van de artsen tegenover euthanasie en de euthanasiewet. Uit die survey bleek dat slechts 19 procent van de be- vraagde artsen in geen enkel geval be- |