|
7
l
Neuron
·
Vol 17
·
Nr 7
·
2012
Het begrip `farmaceutische zorg' werd gepromoot in 1990 door Hepler en Strand in de Verenigde Staten (3). Het concept werd daarna vooral in de An- gelsaksische landen opgepikt en geïm- plementeerd in de apotheekpraktijk. Ondertussen zijn er heel wat pu- blicaties, ook van Belgische onder- zoeksteams, die aantonen dat farma-
ceutische zorg een positieve impact heeft op de uitkomsten van de behan- deling. Dit is onder meer het geval voor diabetes (4, 5), asthma (6, 7) en hartfalen (8, 9). Verder toonde een Europese vergelijkende studie naar het toepassen van farmaceutische zorg aan dat België hierin gemiddeld scoort (10, 11).
Het begeleiden van patiënten met een mentale aandoening bij het gebruik van geneesmiddelen blijkt voor de officina- apotheker een bijzondere uitdaging. Voorgaand onderzoek heeft aangetoond dat apothekers minder zorg opnemen voor deze patiëntenpopulatie dan voor patiënten met een fysieke aandoening (12). Eén van de voornaamste redenen
ATTITTUDE SCORE
PRAKTIJK SCORE
(helemaal)
akkoord
Neutraal
(helemaal)
niet akkoord
(alle)
meeste
patiënten
(geen)
somige
patiënten
Rol
N
%
N
%
N
%
N
%
N
%
Adviseren een arts te raadplegen wanneer symptomen verergeren of de patiënt slecht reageert op medicatie* Depressie Andere fysieke aandoeningen
142
96,6
5
3,4
0
0,0
125
85,0
22
15,0
142
96,6
5
3,4
0
0,0
130
88,4
17
11,6
Informatie geven over de medicatie (werking, neveneffecten) aan de patiënt* Depressie Andere fysieke aandoeningen
138
93,9
7
4,5
2
1,4
108
74,5
37
25,5
137
93,9
8
5,5
1
0,7
120
84,5
22
15,5
Ondersteuning bieden aan de patiënt met een gesprek of een luisterend oor* Depressie Andere fysieke aandoeningen
132
91,0
11
7,6
2
1,4
91
61,5
57
38,5
133
91,8
9
6,2
3
2,1
101
69,2
45
30,8
Therapietrouw aan medicatie opvolgen bij de patiënt Depressie Andere fysieke aandoeningen
131
89,8
14
9,6
1
0,7
63
43,1
83
56,9
133
90,4
12
8,2
2
1,4
65
44,8
80
55,2
Adviseren om een arts te raadplegen wanneer je symptomen herkent bij een patiënt* Depressie Andere fysieke aandoeningen
130
89,0
11
7,5
5
3,4
88
60,2
58
39,7
136
92,5
8
5,4
3
2,1
117
79,1
31
20,9
De medicatiehistoriek kennen van de patiënt Depressie Andere fysieke aandoeningen
128
87,6
16
11,0
2
1,4
73
50,0
73
50,0
124
84,9
19
13,0
3
2,1
78
54,2
66
45,8
De nevenwerkingen opvolgen van de patiënt*
Depressie Andere fysieke aandoeningen
123
83,7
22
15,0
2
1,4
50
34, 1
97
65,9
125
85,0
19
12,9
3
2,0
67
46,2
78
53,8
Een vertrouwensrelatie hebben met de patiënt* Depressie Andere fysieke aandoeningen
109
74,7
26
17,8
11
7,5
23
15,9
122
84,1
104
71,7
29
20,0
12
8.3
54
37,5
90
62,5
Informatie geven aan de patiënt over (de symptomen van) zijn ziekte* Depressie Andere fysieke aandoeningen
109
74,6
25
17,1
12
8,2
60
40,8
87
59,2
99
68,2
30
20,7
16
11,0
79
54,1
67
45,9
Opvolgen van de symptomen van de patiënt*
Depressie Andere fysieke aandoeningen
59
40,2
53
36,1
35
23,8
22
14,9
126
85,1
61
41,5
54
36,7
32
21,8
37
25, 3
109
74,7
* Voor deze rollen werd er significant (p < 0,05) minder zorg verleend aan patiënten met een depressie.
Tabel 1: Attitude en huidige praktijk voor het opnemen van rollen in de zorg voor depressie en andere fysische aandoeningen.
|