goed weten hoe ze met deze patiënten kunnen communiceren; ze voelen zich hierbij duidelijk ongemakkelijk (13). In ons eigen onderzoek bij een groep van Vlaamse apothekers hebben we even- eens vastgesteld dat de communicatie met patiënten met een depressie moei- zaam verloopt, en dat er hierbij ook sprake is van stigmatisering van patiën- ten met een depressie (14). patiënten met een depressie in de apo- theek een duidelijke meerwaarde (15). Zo werd onder meer aangetoond dat het opvolgen van een behandeling met anti- depressiva, door de officina-apotheker, een gunstig effect heeft op therapietrouw (16-18). Bovendien toonde onderzoek aan dat het gesprek in de apotheek be- langrijk en nodig is om de informatie te versterken die door de arts werd meege- geven op het moment van de diagnose (19, 20). Om al deze redenen werden apothekers door de World Health Orga- nization (WHO) erkend als dynamische leden van het geestelijke gezond- heidsteam (21). Toch werd meermaals aangetoond dat apothekers te weinig in- geschakeld worden in de geestelijke ge- zondheidszorg, en in het bijzonder bij de behandeling van mensen met een de- pressie (22, 23). breide analyse te maken van de attitudes van apothekers ten opzichte van farma- ceutische zorg voor patiënten met de- pressie versus patiënten met andere fysieke aandoeningen, en de mate waar- in men deze zorg verstrekt. Daarnaast werden eveneens de ervaren barrières en vormingsnoden bevraagd. alle apothekers behorende tot het Sur- plus-Netwerk gevraagd om een vragen- lijst in te vullen omtrent hun attitude en huidige praktijk in de zorg voor patiën- ten met een depressie vs. patiënten met andere fysieke aandoeningen. Verder werden ook de potentiële barrières en ervaren vormingsnoden bevraagd. Het Surplus-Netwerk is, met een totaal van 181 apothekers verdeeld over 97 apo- theken, één van de grootste apotheekke- tens in Vlaanderen en Brussel. In totaal werden 149 vragenlijsten terug bezorgd (antwoordgraad: 82%), waarvan 75,7% door vrouwelijke apothekers. De be- vraagde apothekers hadden een gemid- delde leeftijd van 43,3 jaar en gemid- deld 17,0 jaar apotheekervaring. De huidige steekproef is hierbij representa- tief voor de totale populatie van Vlaamse apothekers (n = 11.713), bestaande uit 72,6% vrouwelijke apothekers (² = 0,691; df = 1; p = 0,406) met gemiddeld 19,3 jaar ervaring (t = -2,627; df = 143; p = 0,010) (data bekomen via de Orde der Apothekers). door middel van de Wilcoxon-test. Voor van de methoden verwijzen wij graag naar de recente publicatie van Liekens et al. (24). weerspiegeld in de praktijk die apothekers kunnen opnemen bij het verstrekken van farmaceutische zorg. De tabel geeft aan in welke mate apothekers ermee akkoord gaan dat deze rol be- hoort tot hun takenpakket (attitude) en in welke mate ze deze zorg verstrekken (praktijk). De gegevens zijn uitgesplitst voor patiënten met een depressie vs. patiënten met eender welke ziekte. tonen aan dat de bevraagde apothekers er duidelijk een positieve attitude op na- houden ten aanzien van hun rol in de zorg voor patiënten met een depressie. De meerderheid van de apothekers (min- stens 75%) gaat ermee akkoord dat zij de verschillende rollen moeten opnemen in de zorg voor patiënten met een de- pressie. niet te weerspiegelen in de praktijk, aangezien de apothekers de verschillen- de rollen slechts bij een klein aantal patiënten toepassen. Voor slechts één van de tien rollen gaf de meerderheid van de apothekers aan dat ze deze zorg verlenen aan de meeste patiënten met depressie. Verder toonde de Wilcoxon- test aan dat er (voor negen van de tien rollen) geen significant verschil was tus- |