![]() universitaire centra in Europa en de Verenigde Staten de techniek van naaldartroscopie uit. Dat onderzoek wordt doorgaans ambulant onder plaatselijke verdoving uitge- voerd, ongeacht de leeftijd van de patiënt (ook bij kinde- ren). Meestal wordt een artroscopie van de knie uitgevoerd. De arts brengt via een laterale incisie van 5 millimeter een voerdraad in, waarover hij/zij dan een optiek schuift om het gewricht te bekijken. Die opening wordt ook gebruikt om biopsies uit te voeren (met een diameter van 3-5 mil- limeter). Daarna wordt het gewricht gespoeld en wordt eventueel een infiltratie uitgevoerd (Figuur 1). andere plaatsen en kunnen we, dankzij de ontwikkeling van zeer kleine biopsiepincetten en onder echografische geleide biopsieën uitvoeren van de enkels, de polsen en zelfs de metacarpo- en metatarsofalangeale gewrichtjes (ultrasound-guided biopsy - meer informatie daarover vindt u op de video's op de website Gezien de geografische heterogeniteit van de ontsteking in een gegeven gewricht wordt aangeraden meerdere biopten per gewricht af te nemen: 6-8 voor histologisch onderzoek en evenveel voor moleculair onderzoek. De monsters voor histologisch onderzoek worden gefixeerd in formol en dan in paraffine ingebed. De monsters voor moleculair onder- zoek worden bewaard in vloeibare stikstof of beter nog in een RNA-bewaaroplossing (RNALater zij zijn minimaal invasieve karakter weinig complicaties (minder dan 0,5% infectieuze complicaties of bloedingen op de bijna duizend procedures die reeds werden uitge- voerd in ons centrum). patiënten met artritis zijn bekend: hypervascularisatie, infiltratie van het bindweefsel (sublining) door ontste- kingscellen en proliferatie van de oppervlakkig gelegen fibroblasten (lining), die verantwoordelijk zijn voor de beschadiging van de structuur van het gewrichtskraak- been en het bot (bij reumatoïde artritis spreken we van `synoviale pannus'). Die kenmerken verschillen van de ene aandoening tot de andere. We weten bijvoorbeeld dat het ontstekingsinfiltraat in de sublining en de proliferatie van de lining doorgaans meer uitgesproken zijn bij reu- matoïde artritis. Bij seronegatieve spondylartropathie ten, die reeds met het blote oog te herkennen zijn op het moment dat de reumatoloog zijn optiek in het zieke ge- wricht steekt). De verschillen tussen de ene aandoening en de andere of tussen de verschillende groepen aandoe- ningen zijn echter niet doorslaggevend en bovendien ver- schillen de afwijkingen van de ene patiënt tot de andere. Dit alles maakt dat de histologische kenmerken van een synovitis eigenlijk niet voor diagnostische doeleinden kunnen worden gebruikt. wrichtsvlies nauw samen met de pathogenese van de artritis. Door bepaling van het moleculaire profiel in sy- noviabiopten zou je dus een beter idee kunnen krijgen |