background image
OrthO-rheumatO | VOL 11 | Nr 6 | 2013
9
naaldartroscopIe
Sinds het einde van de jaren negentig voeren meerdere
universitaire centra in Europa en de Verenigde Staten de
techniek van naaldartroscopie uit. Dat onderzoek wordt
doorgaans ambulant onder plaatselijke verdoving uitge-
voerd, ongeacht de leeftijd van de patiënt (ook bij kinde-
ren). Meestal wordt een artroscopie van de knie uitgevoerd.
De arts brengt via een laterale incisie van 5 millimeter een
voerdraad in, waarover hij/zij dan een optiek schuift om
het gewricht te bekijken. Die opening wordt ook gebruikt
om biopsies uit te voeren (met een diameter van 3-5 mil-
limeter). Daarna wordt het gewricht gespoeld en wordt
eventueel een infiltratie uitgevoerd (Figuur 1).
Sinds kort worden er ook synoviabiopten afgenomen op
andere plaatsen en kunnen we, dankzij de ontwikkeling
van zeer kleine biopsiepincetten en onder echografische
geleide biopsieën uitvoeren van de enkels, de polsen en
zelfs de metacarpo- en metatarsofalangeale gewrichtjes
(ultrasound-guided biopsy - meer informatie daarover vindt
u op de video's op de website
www.synovialbiopsy.com
, die
werd opgesteld door de groep van C. Pitzalis in Londen).
Gezien de geografische heterogeniteit van de ontsteking in
een gegeven gewricht wordt aangeraden meerdere biopten
per gewricht af te nemen: 6-8 voor histologisch onderzoek
en evenveel voor moleculair onderzoek. De monsters voor
histologisch onderzoek worden gefixeerd in formol en dan
in paraffine ingebed. De monsters voor moleculair onder-
zoek worden bewaard in vloeibare stikstof of beter nog in
een RNA-bewaaroplossing (RNALater
®
) en worden dan
ingevroren bij - 80°C.
De techniek wordt goed verdragen en veroorzaakt dank-
zij zijn minimaal invasieve karakter weinig complicaties
(minder dan 0,5% infectieuze complicaties of bloedingen
op de bijna duizend procedures die reeds werden uitge-
voerd in ons centrum).
naar een moleculaIre dIagnose van artrItIs
De histologische afwijkingen in het gewrichtsvlies bij
patiënten met artritis zijn bekend: hypervascularisatie,
infiltratie van het bindweefsel (sublining) door ontste-
kingscellen en proliferatie van de oppervlakkig gelegen
fibroblasten (lining), die verantwoordelijk zijn voor de
beschadiging van de structuur van het gewrichtskraak-
been en het bot (bij reumatoïde artritis spreken we van
`synoviale pannus'). Die kenmerken verschillen van de
ene aandoening tot de andere. We weten bijvoorbeeld dat
het ontstekingsinfiltraat in de sublining en de proliferatie
van de lining doorgaans meer uitgesproken zijn bij reu-
matoïde artritis. Bij seronegatieve spondylartropathie
vinden we meer hypervascularisatie (kronkelige haarva-
ten, die reeds met het blote oog te herkennen zijn op het
moment dat de reumatoloog zijn optiek in het zieke ge-
wricht steekt). De verschillen tussen de ene aandoening
en de andere of tussen de verschillende groepen aandoe-
ningen zijn echter niet doorslaggevend en bovendien ver-
schillen de afwijkingen van de ene patiënt tot de andere.
Dit alles maakt dat de histologische kenmerken van een
synovitis eigenlijk niet voor diagnostische doeleinden
kunnen worden gebruikt.
Omgekeerd hangt het moleculaire profiel van het ge-
wrichtsvlies nauw samen met de pathogenese van de
artritis. Door bepaling van het moleculaire profiel in sy-
noviabiopten zou je dus een beter idee kunnen krijgen
figuur 1: procedure van naaldartroscopie. a. Invoering van de
trocart via de zijkant van het gewricht (een enkele ingang) b.
toename van synoviale villi en hypervascularisatie bij reumatoïde
synovitis. c. afname van biopten voor histologisch onderzoek en
analyse van het transcriptoom.
a
b
c