background image
OrthO-rheumatO | VOL 11 | Nr 6 | 2013
23
figuur 3: sprongtest.
figuur 2: Isokinetisch krachtenonderzoek van de quadriceps.
van de testgegevens, die door tal van factoren beïnvloed
kunnen worden (leeftijd, geslacht, gewicht, pijn, oprecht
testgedrag, testprotocol, functionele status, zwaartekracht-
correctie, referentiepopulatie...) is zeker nuttig, indien het
gebruik voor medicolegale redenen met kennis van zaken
wordt uitgevoerd door personen die vertrouwd zijn met
deze techniek en over voldoende expertise beschikken.
Dvir adviseert voor de knie-extensie twee testsnelheden te
gebruiken tussen 60°/s en 180°/s (17). Krachtsverschillen
voor het onderste lidmaat van 20 procent of meer worden
steeds beschouwd als significant verschillend (16). Als gra-
den van impairment voor een rechts-linksverschil stelt
Dvir: 16-33 procent light impairment, 34-66 procent mo-
derate impairment
, 67-83 procent severe impairment en
84-99 procent paralyse. Extrapolatie van impairment bij
deze evaluaties naar disability dient met enige omzichtig-
heid te gebeuren. De isokinetische krachtentoestellen zijn
vooral beschikbaar op tweedelijnsniveau in de ziekenhuis-
centra.
functIonele metIngen onderste lIdmaat
Waar impairment van de spieren vooral gemeten wordt
via analytische spierkrachtmethoden, zijn functionele tes-
ten eerder een maat voor disability. De correlaties tussen
impairment- en disability-metingen op zich en ook onder-
ling, zijn sterk afhankelijk van het type bewegingspatroon
en vaak minder duidelijk bij gezonde proefpersonen dan
bij personen met een letsel (19,20). English et al. (21)
vermelden in de literatuur een correlatiebereik van r =
0,38-0,78 tussen isokinetische krachttesten en functionele
metingen van het onderste lidmaat. Functie is niet alleen
een kwestie van geïsoleerde kracht en hoe deze dan geme-
ten wordt, maar tevens van coördinatie, proprioceptie en
aaneenschakeling van spierkettingen en bewegingspa-
tronen (22). Hoe groter de zwakste schakel, hoe hoger de
kans op stoornis in het ganse bewegingspatroon (23). In de
literatuur zijn tal van testen beschreven voor evaluatie van
de quadricepsfunctie en de functie van het onderste lid-
maat: analytische spierkrachtmethoden o.a. isometrische,
isotone of isokinetische krachttesten, elektrofysiologie
(klassieke emg en oppervlakte-emg, die bij de meeste eva-
luaties weinig bruikbaar zijn) en meer functionele testen:
wandeltesten, gangevaluaties, looptesten, sprongtesten
(Figuur 3), trappentesten, sport- en beroepsgerelateerde
capaciteitsevaluaties, en pathologiegerelateerde klinime-
trische vragenlijsten (24,25). De praktische bruikbaarheid
van al deze testen is afhankelijk van de klinische setting.
Aangezien de vragenlijsten vaak in belangrijke mate ge-
moduleerd worden door pijnperceptie dienen ze het best
gecombineerd te worden met functionele metingen (26).
Ook voor de functionele capaciteitsevaluaties zal de meer-
waarde van deze onderzoeken nauwkeurig dienen te wor-
den afgewogen tegen de hieraan verbonden kostprijs (27).