background image
Referenties
1. Black DM, Delmas PD, Eastell R, et al. N Engl J Med 2007;356(18):
1809-22.
2. Black DM, Reid IR, Boonen S, et al. J Bone Miner Res 2012;27(2):243-54.
3. Black DM, Reid IR, Cauley JA, et al. ASBMR 2013. Poster SA0389.
Conclusie
Nieuwe beperkte gegevens over langdurige behandeling van
postmenopauzale osteoporose tot negen jaar bevestigen het
aanhoudend gunstig effect op het botmetabolisme van het bis-
fosfonaat Aclasta
®
, zonder dat nieuwe veiligheidsproblemen
opduiken. Dit maakt het mogelijk in functie van het individuele
risicoprofiel van de patiėnt zo nodig de behandeling langdurig
te blijven gebruiken. Een `drug holiday' kan ook een optie zijn.
Commentaar van dr. Stefan Goemaere
Gegevens over behandelingen van osteoporose
over lange termijn zijn uitermate schaars. Een
duidelijke eigenschap van bisfosfonaten is dat
ze eens toegediend, lang in het bot actief blijven.
Dit roept enerzijds vragen op over mogelijk aan-
houdende efficiėntie, ook wanneer ze niet toe-
gediend worden. Anderzijds doet dit ook vragen
rijzen omtrent veiligheid. Bisfosfonaten zijn nu al
ongeveer vijftien jaar op de markt. Er wordt nu
aangenomen dat er argumenten zijn dat de frac-
tuurreductie behouden blijft bij langdurige toe-
diening van deze therapeutische klasse, en dat
de incidentie van fracturen niet stijgt naargelang
de duur van de behandeling.
Theoretisch zou een te sterke of te lange onder-
drukking van de resorptie het reparatiemecha-
nisme van bot kunnen beperken en kwaliteits-
veranderingen in het bot teweegbrengen. Hierbij
past dus een mogelijk pathogenetisch mecha-
nisme dat aanleiding kan geven tot bv. atypische
fracturen en osteonecrose van de kaak. Beide
bijwerkingen blijven bij epidemiologisch nazicht
erg zeldzaam in de dosissen die voor osteo-
porose gebruikt worden. Die bijwerkingen
zijn daarom moeilijk met prospectieve gecon-
troleerde stu dies op te sporen, waardoor het
moeilijk is om een precies beeld van de inciden-
tie te krijgen en een oorzakelijk verband vast te
stellen. Deze potentiėle bijwerkingen zijn in elk
geval veel zeldzamer dan het bewezen gunstige
effect tegen heupfracturen.
De recente aandacht voor atypische fracturen is
er gekomen omdat er een associatie zou bestaan
met de duur van de therapie. Bij het vermoeden
van deze diagnose wordt de behandeling het best
stopgezet. Een heelkundige aanpak, met zo no-
dig een profylactische intramedullaire fixatie van
onvolledige atypische femorale fracturen is soms
aangewezen.
In langdurige bisfosfonaatstudies zoals deze
neemt het aantal deelnemers over de jaren af,
waardoor het moeilijk wordt om nog significante
invloeden op fractuureindpunten aan te tonen. Uit
dergelijke studies blijkt wel dat doorgeven van
het geneesmiddel tot behoud van de gewonnen
botmineraaldichtheid leidt en dat stoppen re-
sulteert in een traag progressieve daling van de
botmineraaldichtheid. Daarbij is het effect van
risedronaat, hoewel er geen rechtstreeks verge-
lijkend grootschalig onderzoek bestaat, wat sneller
uitgewerkt dan dat van alendronaat, dat op zich
ook weer sneller is uitgewerkt dan zoledronaat.
Dit weerspiegelt zich eveneens in de markers van
botresorptie en botformatie.
Uiteindelijk leiden deze gegevens steeds tot het-
zelfde advies over langdurig gebruik van bisfosfo-
naten: het is een individuele beslissing op basis
van het absolute fractuurrisico. Klassieke aanbe-
velingen stellen drie tot vijf jaar behandelen voor,
omdat de grote, placebogecontroleerde klinische
studies die looptijd hadden, wat echter niet wil
zeggen dat de behandeling nadien moet gestopt
worden.
De inschatting van het absolute fractuurrisico om
langer te behandelen is nog wat nattevingerwerk.
Sommigen gebruiken hiervoor het FRAX-model.
Anderen vinden dit te omslachtig. De belang-
rijkste risicofactoren zijn hoe dan ook leeftijd,
gewicht, doorgemaakte fracturen en cortison-
gebruik. Het voordeel van de FRAX is dat het een
gemiddelde populatie fractuurkans oplevert. Dit
biedt een houvast, die echter interpretatie op indi-
vidueel niveau behoeft. Die interpretatie is moei-
lijk voor personen met weinig ervaring. Tot nu toe
zijn er geen adviezen in Belgiė over afkappunten
voor behandeling of verlenging van behandeling.
De nu op het ASBMR-congres voorgestelde re-
sultaten van de HORIZON-PFT-studie hebben
betrekking op slechts 190 patiėnten. Dit is een
kleine restgroep, onder meer omdat enkel actieve
studiearmen geherrandomiseerd werden, omdat
niet alle onderzoekssites nog participeerden in
de studie en vanwege de drop-out in een oude
populatie. Een dergelijke studie is in het bijzonder
nuttig om de veiligheid van de therapie verder te
documenteren op lange termijn. Op dat gebied
waren er dus geen problemen en geen verschil-
len tussen de actieve en placeboarm.
Wat doeltreffendheid betreft, zijn de gegevens
over botmineraaldichtheid en botmarkers goed
interpreteerbaar. Blijven behandelen geeft het
ontstaan aan een plateau voor de botmineraal-
dichtheid. In de placebogroep daalt die traag, waar-
door er nog geen significant verschil is na drie
jaar. Dat geldt grosso modo ook voor de botmar-
kers. De fractuurincidentie in beide groepen is niet
significant verschillend, doch hierover kan gezien
het kleine aantal incidenten geen wetenschap-
pelijk onderbouwde uitspraak gedaan worden
Deze gegevens kunnen nuttig zijn bij individuele
beslissingen om al dan niet verder te behandelen.
Het is belangrijk om na een vijftal jaar een nieu-
we evaluatie uit te voeren en op dat moment te
weten dat verder correct behandelen aan te raden
is of voldoende veilig kan verlopen. De beslissing
hangt dan af van het fractuurrisico bij de patiėnt.
In functie van het patiėntprofiel kan de behande-
ling gestopt, tijdelijk onderbroken of voortgezet
worden. Tijdelijk onderbreken, met opvolging van
bv. botmineraaldichtheid kan een optie zijn in goed
gecontroleerde omstandigheden. De nieuwe zole-
dronaatgegevens reactualiseren het onderwerp
van de discussie over de voor- en nadelen van
een bisfosfonaat `drug holiday'.
MEDEDElInG vAn nOvARtIS
ORC237N.indd 2
20/12/13 13:26
ORC237N
Nieuwe gegevens over
langdurige behandeling met
Aclasta
®
HORIZON-PFT-studie:
drie en zes jaar
In de dubbelblinde HORIZON-PFT-studie startten bijna 8.000
vrouwen met post-menopauzale osteoporose een jaarlijkse
behandeling met een intraveneus infuus met Aclasta
®
of pla-
cebo. Na drie jaar behandelen was het risico op een morfome-
trische wervelfractuur in de groep met Aclasta
®
70 procent
lager dan in de placebogroep, een veelbeduidend verschil. De
kans op heupfracturen daalde eveneens significant met 41
procent en de kans voor alle niet-vertebrale fracturen daalde
met 25 procent. Het gebruik van Aclasta
®
was ook geasso-
cieerd met een significante verbetering van de botmineraal
dichtheid en markers van het botmetabolisme (1).
In de eerste extensiefase van deze studie konden 1.233 vrou-
wen die al drie jaar met Aclasta
®
behandeld waren een tweede
maal gerandomiseerd worden naar een behandeling van drie
jaar met Aclasta
®
of placebo (2). Het primaire eindpunt van
deze studie was de verandering van de botmineraaldichtheid
van de femurhals. Die bleef constant in de groep met Aclasta
®
en daalde licht maar significant in de placebogroep (verschil
van 1,04%), hoewel ze boven de aanvangswaarden bleef. Er
was nog een significant effect (49 procent risicoreductie) op
de kans op nieuwe morfometrische wervelfracturen ten gunste
van Aclasta
®
ondanks de geslonken studiepopulatie.
HORIZON-PFT-studie:
negen jaar
De nu door Dennis Black (uit San Francisco) op het ASBMR
congres voorgestelde resultaten hebben betrekking op een
tweede extensiefase van drie jaar (3). De patiėnten die in de
vorige fases al zes jaar actief met Aclasta
®
behandeld waren,
konden nu opnieuw dubbelblind Aclasta
®
of placebo krijgen.
Zo kregen nog 95 resterende vrouwen Aclasta
®
en 95 andere
placebo, een kleinere populatie dus in vergelijking met de
populatie bij aanvang. Het primaire eindpunt van de studie
was het verschil in de verandering van de botmineraaldicht-
heid van de totale heup tussen de twee groepen.
Er was een trend tot een sterkere afname van de botmineraal
dichtheid in de placebogroep dan in de Aclasta
®
-groep
(Figuur 1). De absolute verschillen waren in het voordeel van
de Aclasta
®
groep, maar ze waren niet statistisch significant.
Het aantal patiėnten was waarschijnlijk te laag. Er deden zich
globaal weinig fracturen voor, verschillen waren niet signifi-
cant (Figuur 2).
Op het jaarlijkse congres van de American Society for Bone and Mineral
Research (ASBMR) in Baltimore (47 oktober 2013) werden de resultaten
bekendgemaakt van een tweede extensiefase van de HORIZON-pivotal
fracture study. In deze studie werden patiėnten met osteoporose tot
negen jaar met het bisfosfonaat zoledronaat (Aclasta
®
) behandeld. De hier
geciteerde resultaten zijn interessant vanwege de beperkte evidentie over
langetermijntherapie met bisfosfonaten en de discussie over de optimale
duur van de behandeling. Dr. Stefan Goemaere (Eenheid voor Osteoporose
en Metabole Botziekten, UZ Gent) geeft er commentaar bij.
Op het gebied van veiligheid deden zich geen gevallen van
osteonecrose van de kaak voor. Atypische fracturen en nier-
functieproblemen bleven eveneens geheel achterwege. Er was
ook geen hogere kans op atriumfibrilleren in de groep met
Aclasta
®
dan in de groep zonder. De veiligheidsdata bevestigen
de gegevens zoals gezien in de kortere en grotere studies met
Aclasta
®
.
Figuur 1: Verandering van de botmineraaldichtheid na negen jaar ten
opzichte van na zes jaar behandeling, in de groepen die negen jaar
Aclasta
®
en zes jaar Aclasta
®
plus drie jaar placebo kregen.
Figuur 2: Nieuwe morfometrische wervelfracturen, na drie, zes
en negen jaar.
12
10
8
6
4
2
0
Core study
Extensie 1
Morfometrische wervelfracturen
Extensie 2
3,3%
(92/2822)
10,9%
(310/2853)
3,0%
(14/469)
6,2%
(30/486)
3,2%
(3/95)
5,3%
(5/95)
70%*
(62-76)
49%
(26-95)
40%
(-144-85)
Reductie van
het relatieve
risico
(95%-BI)
* p < 0,001
p = 0,035
p = 0,461
Aclasta
®
placebo
6 jaar Aclasta
®
3 jaar Aclasta
®
+ 3 jaar placebo
9 jaar Aclasta
®
6 jaar Aclasta
®
+ 3 jaar placebo
% patiėnten
n = 67
-0,54
n = 69
-1,31
P
ercentage verandering (%)
0
-0,5
-1
-1,5
-2
p = 0,183
9 jaar Aclasta
®
6 jaar Aclasta
®
+ 3 jaar placebo
BE131115461821/11/2013
ORC237N.indd 1
20/12/13 13:26