![]() 1. Black DM, Delmas PD, Eastell R, et al. N Engl J Med 2007;356(18): 3. Black DM, Reid IR, Cauley JA, et al. ASBMR 2013. Poster SA0389. postmenopauzale osteoporose tot negen jaar bevestigen het aanhoudend gunstig effect op het botmetabolisme van het bis- fosfonaat Aclasta risicoprofiel van de patiėnt zo nodig de behandeling langdurig te blijven gebruiken. Een `drug holiday' kan ook een optie zijn. over lange termijn zijn uitermate schaars. Een duidelijke eigenschap van bisfosfonaten is dat ze eens toegediend, lang in het bot actief blijven. Dit roept enerzijds vragen op over mogelijk aan- houdende efficiėntie, ook wanneer ze niet toe- gediend worden. Anderzijds doet dit ook vragen rijzen omtrent veiligheid. Bisfosfonaten zijn nu al ongeveer vijftien jaar op de markt. Er wordt nu aangenomen dat er argumenten zijn dat de frac- tuurreductie behouden blijft bij langdurige toe- diening van deze therapeutische klasse, en dat de incidentie van fracturen niet stijgt naargelang de duur van de behandeling. drukking van de resorptie het reparatiemecha- nisme van bot kunnen beperken en kwaliteits- veranderingen in het bot teweegbrengen. Hierbij past dus een mogelijk pathogenetisch mecha- nisme dat aanleiding kan geven tot bv. atypische fracturen en osteonecrose van de kaak. Beide bijwerkingen blijven bij epidemiologisch nazicht erg zeldzaam in de dosissen die voor osteo- porose gebruikt worden. Die bijwerkingen zijn daarom moeilijk met prospectieve gecon- troleerde stu dies op te sporen, waardoor het moeilijk is om een precies beeld van de inciden- tie te krijgen en een oorzakelijk verband vast te geval veel zeldzamer dan het bewezen gunstige effect tegen heupfracturen. De recente aandacht voor atypische fracturen is er gekomen omdat er een associatie zou bestaan met de duur van de therapie. Bij het vermoeden van deze diagnose wordt de behandeling het best stopgezet. Een heelkundige aanpak, met zo no- dig een profylactische intramedullaire fixatie van onvolledige atypische femorale fracturen is soms aangewezen. neemt het aantal deelnemers over de jaren af, waardoor het moeilijk wordt om nog significante invloeden op fractuureindpunten aan te tonen. Uit dergelijke studies blijkt wel dat doorgeven van het geneesmiddel tot behoud van de gewonnen botmineraaldichtheid leidt en dat stoppen re- sulteert in een traag progressieve daling van de botmineraaldichtheid. Daarbij is het effect van risedronaat, hoewel er geen rechtstreeks verge- lijkend grootschalig onderzoek bestaat, wat sneller uitgewerkt dan dat van alendronaat, dat op zich ook weer sneller is uitgewerkt dan zoledronaat. Dit weerspiegelt zich eveneens in de markers van botresorptie en botformatie. zelfde advies over langdurig gebruik van bisfosfo- naten: het is een individuele beslissing op basis van het absolute fractuurrisico. Klassieke aanbe- velingen stellen drie tot vijf jaar behandelen voor, omdat de grote, placebogecontroleerde klinische studies die looptijd hadden, wat echter niet wil zeggen dat de behandeling nadien moet gestopt worden. De inschatting van het absolute fractuurrisico om langer te behandelen is nog wat nattevingerwerk. Sommigen gebruiken hiervoor het FRAX-model. Anderen vinden dit te omslachtig. De belang- rijkste risicofactoren zijn hoe dan ook leeftijd, gewicht, doorgemaakte fracturen en cortison- gebruik. Het voordeel van de FRAX is dat het een gemiddelde populatie fractuurkans oplevert. Dit vidueel niveau behoeft. Die interpretatie is moei- lijk voor personen met weinig ervaring. Tot nu toe zijn er geen adviezen in Belgiė over afkappunten voor behandeling of verlenging van behandeling. sultaten van de HORIZON-PFT-studie hebben betrekking op slechts 190 patiėnten. Dit is een kleine restgroep, onder meer omdat enkel actieve studiearmen geherrandomiseerd werden, omdat niet alle onderzoekssites nog participeerden in de studie en vanwege de drop-out in een oude populatie. Een dergelijke studie is in het bijzonder nuttig om de veiligheid van de therapie verder te documenteren op lange termijn. Op dat gebied waren er dus geen problemen en geen verschil- len tussen de actieve en placeboarm. Wat doeltreffendheid betreft, zijn de gegevens over botmineraaldichtheid en botmarkers goed interpreteerbaar. Blijven behandelen geeft het ontstaan aan een plateau voor de botmineraal- dichtheid. In de placebogroep daalt die traag, waar- door er nog geen significant verschil is na drie jaar. Dat geldt grosso modo ook voor de botmar- kers. De fractuurincidentie in beide groepen is niet significant verschillend, doch hierover kan gezien het kleine aantal incidenten geen wetenschap- pelijk onderbouwde uitspraak gedaan worden beslissingen om al dan niet verder te behandelen. Het is belangrijk om na een vijftal jaar een nieu- we evaluatie uit te voeren en op dat moment te weten dat verder correct behandelen aan te raden is of voldoende veilig kan verlopen. De beslissing hangt dan af van het fractuurrisico bij de patiėnt. In functie van het patiėntprofiel kan de behande- ling gestopt, tijdelijk onderbroken of voortgezet worden. Tijdelijk onderbreken, met opvolging van bv. botmineraaldichtheid kan een optie zijn in goed gecontroleerde omstandigheden. De nieuwe zole- dronaatgegevens reactualiseren het onderwerp van de discussie over de voor- en nadelen van een bisfosfonaat `drug holiday'. vrouwen met post-menopauzale osteoporose een jaarlijkse behandeling met een intraveneus infuus met Aclasta trische wervelfractuur in de groep met Aclasta kans op heupfracturen daalde eveneens significant met 41 procent en de kans voor alle niet-vertebrale fracturen daalde met 25 procent. Het gebruik van Aclasta dichtheid en markers van het botmetabolisme (1). wen die al drie jaar met Aclasta jaar met Aclasta van de femurhals. Die bleef constant in de groep met Aclasta van 1,04%), hoewel ze boven de aanvangswaarden bleef. Er was nog een significant effect (49 procent risicoreductie) op de kans op nieuwe morfometrische wervelfracturen ten gunste van Aclasta congres voorgestelde resultaten hebben betrekking op een tweede extensiefase van drie jaar (3). De patiėnten die in de vorige fases al zes jaar actief met Aclasta populatie bij aanvang. Het primaire eindpunt van de studie was het verschil in de verandering van de botmineraaldicht- heid van de totale heup tussen de twee groepen. dichtheid in de placebogroep dan in de Aclasta de Aclasta globaal weinig fracturen voor, verschillen waren niet signifi- cant (Figuur 2). osteonecrose van de kaak voor. Atypische fracturen en nier- functieproblemen bleven eveneens geheel achterwege. Er was ook geen hogere kans op atriumfibrilleren in de groep met Aclasta Aclasta ercentage verandering (%) |