![]() middelen in het synoviaweefsel kunnen identificeren. Zo hebben we kunnen aantonen dat geneesmiddelen zoals methotrexaat, tocilizumab (een antistof tegen de receptor voor IL-6) en rituximab (antistof die een depletie van B- lymfocyten teweegbrengt) de expressie van genen die een rol spelen bij de activering van T- en B-lymfocyten in het gewrichtsvlies, vrijwel in dezelfde mate verminderen. totaal andere moleculaire effecten en vermindert sterk de expressie van genen die een rol spelen bij de celprolife- ratie (waarschijnlijk die van de synoviale fibroblasten). Deze unieke observaties openen nieuwe perspectieven betreffende de selectie van de behandeling volgens het moleculaire profiel dat je bij een gegeven patiënt wilt remmen. Onze gegevens sluiten overigens zeer goed aan len hebben opgedaan. Zo weten we bijvoorbeeld dat to- cilizumab en rituximab beter werken bij patiënten met reumatoïde artritis dan bij patiënten met seronegatieve spondylartropathie. len op de T- en de B-respons, die sterk tot expressie worden gebracht bij reumatoïde artritis en minder bij spondylar- tropatie. Zo zou het ook kunnen dat de synergetische klini- sche effecten van methotrexaat en TNF-alfa-antagonisten te danken zijn aan het feit dat ze gericht zijn tegen verschil- lende moleculaire wegen bij reumatoïde synovitis, wat niet het geval is met methotrexaat en tocilizumab, een combi- natie waarvoor er geen sterk bewijs is dat ze synergetisch werkt. slissingen gaan nemen op grond van individuele criteria bij patiënten met reumatoïde artritis. Momenteel vinden er multicentrische studies plaats om dat verder uit te pluizen. Aangezien de informatie die wordt verkregen door analyse van het gewrichtsvlies relevant is voor de werking van de ge- neesmiddelen bij reumatoïde artritis, zullen strategieën die gebaseerd zijn op een analyse van de synovia waarschijnlijk het meest efficiënt zijn. tis heeft ons een beter inzicht gegeven in de pathogenese van reumatische aandoeningen. Onze studies tonen aan dat men ook op die manier diagnostische klinische stra- tegieën kan ontwikkelen en dat die informatie bovendien kan helpen bij het bepalen van de therapie om zo de be- handeling van deze aandoeningen te verbeteren. Tegen die achtergrond zou het weleens kunnen dat we in een nabije toekomst synoviabiopten gaan afnemen onder echografi- sche controle, gezien de analyse van die biopten diagnos- tische en therapeutisch relevante waarde kan hebben voor de reumatoloog. 1. nzeusseu Toukap a, galant C, Theate i, et al. identification of distinct gene expression 2007;56:1579-88. matoid arthritis. arthritis res Ther 2009,11:r57. |