background image
30
I
De Specialist
13-16
9 oktober 2013
www.despecialist.eu
Rijk, dus in goede gezond-
heid... of beter verzorgd
Het PURE-onderzoek (Prospective Urban
Rural Epidemiologic
) richtte zich op het
cardiovasculaire risico en de incidentie van
cardiovasculaire gebeurtenissen in popu-
laties met een hoog, middelhoog of laag
inkomen. Het risico werd geëvalueerd met
behulp van de INTERHEART-risicoscore.
De verzamelde gegevens hadden ook be-
trekking op de houding ten opzichte van
preventie en behandeling.
De resultaten geven aan dat de risicofac-
toren significant meer voorkomen in re-
gio's met een hoog inkomen, maar dat de
patiënten er ook veel meer middelen heb-
ben om deze risicofactoren te controleren
en de gevolgen ervan te behandelen.
In de rijke landen worden er meer pati-
enten in het ziekenhuis opgenomen voor
cardiovasculaire aandoeningen, maar de
reden voor de hospitalisatie is verschil-
lend: het aantal hospitalisaties voor ern-
stige cardiovasculaire events ligt lager in
rijke landen; hospitalisaties voor minder
ernstige events komen relatief vaker voor.
"Zo worden in Canada in een heel vroeg
stadium al preventieve en therapeutische
maatregelen getroffen, zodat zware aan-
doeningen die kunnen leiden tot ernstige
events er minder vaak voorvallen", ver-
klaart Koon Teo (Amilton, Canada). Vol-
gens hem "tonen deze gegevens dan ook
het belang aan van preventie en een ge-
organiseerd zorgsysteem. Ze doen ons bo-
vendien nadenken over de manier waarop
we deze aspecten kunnen verbeteren voor
minderbedeelde populaties".
Cardiovasculaire veiligheid
van de nieuwe antidiabetica
De Food and Drug Administration heeft
bepaald dat de cardiovasculaire veiligheid
van ieder nieuw antidiabetisch middel
aangetoond moet zijn voordat het wordt
gebruikt. Een eis die onder meer heeft
geleid tot de onderzoeken EXAMINE en
SAVOR TIMI 53.
In EXAMINE (Examination of Cardiovas-
cular Outcomes with Alogliptin versus
Standard of Care
), waarvan de resultaten
werden voorgesteld door William B. White
(Farmington, Verenigde Staten) werd al-
ogliptine, een DPP4-remmer, vergeleken
met een placebo bij patiënten met diabe-
tes type 2 die recent een acuut coronair
syndroom hadden gekregen en die over
de nodige gezondheidsstandaarden inzake
diabetes en secundaire cardiovasculaire
preventie beschikten.
Het voornaamste evaluatiecriterium van
deze non-inferioriteitsstudie was een sa-
mengesteld criterium bestaande uit car-
diovasculair overlijden, myocardinfarct en
cerebrovasculaire accidenten. De mediane
opvolging van 18 maanden toont dat het
aantal events respectievelijk 11,3% en
11,8% bedraagt voor alogliptine en voor
een placebo (p < 0,001 voor de non-
inferioriteit).
Het HbA1c-gehalte aan het einde van
het onderzoek ligt significant lager in de
alogliptinegroep: -0,33% versus +0,03%
ten opzichte van de startwaarde. De inci-
dentie van hypoglykemie en van pancre-
atitis is vergelijkbaar voor beide groepen.
EXAMINE slaagt er niet in om de superio-
riteit van alogliptine aan te tonen, wat de
preventie van ernstige cardiovasculaire
gebeurtenissen betreft. Volgens de gehan-
teerde methodologie moest dit secundair
evaluatiecriterium pas worden ingescha-
keld nadat de non-inferioriteit van de
actieve behandeling was aangetoond.
Een geruststelling om te
horen
In SAVOR TIMI 53 (The Saxagliptin Assess-
ment of Vascular Outcomes Recorded in
Patients with Diabetes Mellitus
), een fase
IV-onderzoek, werd saxagliptine, een an-
dere DPP4-remmer, vergeleken met een
placebo bij diabetes type 2-patiënten met
een bewezen cardiovasculaire aandoening
of verschillende risicofactoren. De rest van
de behandeling werd overgelaten aan de
beoordeling van de onderzoekers en kon
dus worden opgedreven.
Zoals Deepak Bhatt (Newton, Verenigde
Staten) aangaf, toont de opvolging van
2,1 jaar geen verschil tussen saxagliptine
en een placebo voor het belangrijkste sa-
mengestelde evaluatiecriterium, namelijk
cardiovasculair overlijden, niet-dodelijke
hartinfarcten en ischemische cerebrovas-
culaire accidenten: 7,3% voor saxagliptine
tegenover 7,2% voor placebo (p < 0,001
voor de non-inferioriteit en p = 0,99 voor
de superioriteit).
De probabiliteit om een HbA1c-gehalte
lager dan 7% te bereiken, ligt significant
hoger bij saxagliptine. Het medicijn wordt
geassocieerd met een toename van het
aantal hypoglykemieën. Het aantal geval-
len van hypoglykemie met hospitalisatie
is echter niet van dezelfde orde: 0,5%
voor saxagliptine en 0,5% voor placebo (p
= 0,33). Er worden geen verschillen gerap-
porteerd met betrekking tot pancreatitis
(0,3% in beide onderzoeksarmen) en al-
vleesklierkanker (0,1% voor placebo en
0,06% voor saxagliptine).
De onderzoekers noteerden een hoger aan-
tal hospitalisaties als gevolg van hartinsuf-
ficiëntie in de saxagliptinegroep. Het ver-
schil had vooral betrekking op het kwartiel
waar het hoogste NT-proBNP-gehalte was
vastgesteld. Michel Komajda (Parijs, Frank-
rijk) reageerde hierop met de vaststelling
dat de diagnose van hartinsufficiëntie was
gestoeld op klinische parameters en niet
werd gesteld op basis van de echografie,
hoewel ze de hoeksteen vormt voor de
diagnose van hartinsufficiëntie.
JS0782N
EUROPEAN SOCIETY OF CARDIOLOGY CONGRESS 2013, AMSTERDAM, 31 AUGUSTUS - 4 SEPTEMBER 2013
Echo's van de sessie `Hot Line' III
PURE, EXAMINE, SAVOR TIMI 53, ASSURE, COMPARE... allemaal
recente studies die aantonen dat het cardiovasculaire risico en
het type cardiovasculaire aandoeningen worden bepaald door
de grootte van het inkomen, de cardiovasculaire veiligheid van
de DPP4-remmers, het HDL-cholesterolgehalte en het feit of de
patiënt al dan niet lijdt aan het syndroom van Marfan.
Losartan en Marfan,
een winnend duo?
Uiteindelijk lijken de resultaten
van het COMPARE-onderzoek
(COzaar in Marfan PAtients Reduces
aortic Enlargement
) de gunstige
werking van losartan op het syn-
droom van Marfan te bevestigen.
Zoals Maarten Groenink (Amster-
dam, Nederland) verduidelijkte,
heeft losartan een bloeddruk-
verlagend effect, dat echter ook de
hyperactiviteit van TGF-bèta door
mutatie van het fibrilline 1-gen
tegenwerkt.
Het COMPARE-onderzoek had
betrekking op 233 patiënten die in
vier referentiecentra in Nederland
werden opgevolgd. Bij de helft van
deze patiënten was de aortawortel
al vervangen door een prothese en
de meesten onder hen kregen bèta-
blokkers toegediend.
Via randomisatie werd een onder-
zoeksarm losartan en een controle-
arm gevormd. De resultaten na 3
jaar duiden op een significant klei-
nere uitzetting van de aortawortel
en aortaboog, zowel bij patiënten
met een aangeboren aortaboog
als bij degenen die preventief een
chirurgische ingreep hadden
ondergaan.
MEDISCH & WETENSCHAPPELIJK NIEUWS