![]() for the Study of Pain) omschrijft pijn als wordt geassocieerd met reële of potentiële weefselbeschadiging of wordt beschreven in termen van deze beschadiging. Elk woord van deze omschrijving werd doordacht gebruikt. "Bij neuropathische pijn moeten we beseffen dat de onaangename gewaarwording kan worden geassocieerd met mogelijke letsels", benadrukt prof. Jeanjean. Ze pre- ciseert: "Anders gezegd: we kunnen de diagnose van neuropathische pijn stellen zonder dat we met paraklinische middelen het bestaan van een letsel moeten aantonen". tieterrein, herhalen we even enkele anatomische gegevens. Ter hoog- te van de perifere zenuwen wordt de influx die wordt gegenereerd door een pijnstimulus getransporteerd door weinig gemyeliniseerde A-deltavezels of niet-gemyeliniseerde, langzaam geleidende C-vezels van klein kaliber. De belangrijkste neurotransmitter daarvan is de P-stof. genmerg, waar P-stof en glutamaat worden vrijgezet. Vervolgens wordt hij meegevoerd door het ruggenmerg om de sensorische cortex te bereiken via de thalamus. ter hoogte van de dorsale cortex van het ruggenmerg. Dit neerwaartse systeem is dubbel: het gebruikt zowel noradrenerge als serotoninerge banen maken een modulering van het signaal mogelijk. nociceptieve pijn ( stoornissen die ermee geassocieerd worden, zorgen ervoor dat de pijn op zich een ziekte wordt. De intensiteit van neuropathische pijn staat niet in verhouding tot de intensiteit van de stimulus. Doorgaans wordt gedacht dat deze entiteit refractair is voor morfine, maar dat is niet altijd het geval. Meestal gaat het om pijnsyndromen van perifere oorsprong, zoals diabetesneuropathie, postzosterpijn of trigeminusneuralgie. Pijn- syndromen van centrale oorsprong komen minder vaak voor. Ze omvatten fantoompijn of worden soms waargenomen als gevolg van (Neurologie, Clin Univ St-Luc, UCL, Brussel) - Intact zenuwstelsel - Acuut, bescherming - Intensiteit = stimulus - Morfinegevoelig zenuwstelsel, echt of vermeend - Intensiteit |