background image
Percentiel
|
Vol 18
|
Nr 4
|
2013
9
Het risico op heterolaterale kanker was tijdens de eerste 5 jaar hoger
bij jongens die geen ander risico op secundaire kanker vertoonden
behoudens een risico op pancreaskanker. Bij vrouwen ging het vooral
om kanker van de keel, de hersenen en de schildklier (hoger risico
tijdens de eerste 10 jaar). Verrassend is dat er geen hoger risico was op
heterolaterale ovariumkanker.
Retinoblastoom:
ernstiger bij kinderen in een lage
sociaal-economische klasse
retinoblastoom is de frequentste oogkanker bij kinderen: 1 geval op de
15.000 tot 20.000 geboortes of 3% van de kankergezwellen bij kinde-
ren. de diagnose wordt meestal gesteld voor de leeftijd van 2 jaar naar
aanleiding van leukocorie en in driekwart van de gevallen betreft het
een unilaterale tumor. de behandeling heeft uiteraard vooral tot doel
het gezichtsvermogen te vrijwaren. dat is mogelijk zolang de tumor be-
perkt blijft tot het glaslichaam of de streek onder het netvlies. Zodra het
vaatvlies, de oogzenuw of de voorste kamer zijn aangetast, kan enkel
een enucleatie genezing bieden. Bij verdere aantasting is de prognose
slecht, vooral in ontwikkelingslanden.
de groep van Bao dinh truong heeft de sEEr-gegevensbank (Sur
veillance, Epidemiology and End Results) (28% van de amerikaanse
populatie) doorgenomen om alle gevallen van retinoblastoom tussen
2000 en 2009 op te sporen (n = 755, van wie 25,8% met uitbreiding
buiten de ogen). Hun bevindingen bevestigden wat ze hadden gevreesd
(9): bij de meeste patiënten wordt de diagnose gesteld in een stadium
waarin enucleatie onvermijdelijk is. de 5 jaarsoverleving bedroeg toch
nog 97,3%. Voorts werden nog de volgende vaststellingen gedaan:
latino's vertoonden vaker extraoculaire verschijnselen (zodat een enu-
cleatie vereist was) dan andere amerikanen, maar de 5 jaarsoverleving
was dezelfde. Het percentage extraoculaire uitbreiding was even hoog
bij blanke patiënten, maar bij blanke patiënten werd minder vaak een
enucleatie uitgevoerd. andere variabelen die een significante invloed
hadden, waren het inkomen, het scholingsniveau, de immigratiestatus
en kennis van het Engels. die factoren resulteerden evenwel niet in een
slechtere 5 jaarsoverleving.
Rabdomyosarcoom:
vroege respons bij beeldvorming
weerspiegelt prognose niet
"Bij kinderen met kanker voorspelt een vroege respons vaak de
prognose, maar het is niet duidelijk of de resultaten van het beeld
vormingsonderzoek na 8 weken een voorspellende waarde hebben
voor de recidiefvrije overleving na 5 jaar bij patiënten met een rab
domyosarcoom. In sommige studies (11, 12) hadden die resultaten
geen voorspellende waarde, in andere hadden ze een positieve voor
spellende waarde (13)", zei abby rosenberg in naam van de Children's
Oncology Group (CoG).
tegen die achtergrond heeft de CoG een studie uitgevoerd uitgaande
van een onafhankelijke gegevensbank van patiënten met een nieuw
gediagnosticeerd rabdomyosarcoom met een intermediair risico
die tussen 1999 en 2005 in de d9803-studie waren opgenomen
(14). Er werd geen verband waargenomen tussen het resultaat van
beeldvormingsonderzoeken na 12 weken en de progressievrije over-
leving na 5 jaar, ongeacht de toegediende chemotherapie en ongeacht
het histologische type (15). "Er is dus geen reden om de behandeling
te wijzigen louter op basis van het beeldvormingsonderzoek", conclu-
deerde ze. Zou een FdG-PEt-scan een voorspellende waarde hebben?
Immunotherapie blijft een spoor
in moeilijke gevallen
"Lymfopenie is een frequente reden voor stopzetting van de behande
ling in de pediatrie", constateerde Crystal Mackall (National Cancer
institute, Bethesda). "Lymfopenie heeft ook een prognostisch ongun
stige waarde." Er werden meerdere technieken ontwikkeld om dat
obstakel te omzeilen. Eén daarvan is immunotherapie. Bij muizen
met een osteosarcoom met lymfopenie verbeterde immunotherapie
de overleving en de tijd tot optreden van metastasen significant (16).
daarom werd in preliminaire studies bij patiënten met een ewing-
sarcoom of een rabdomyosarcoom met Mrd (Minimal Residual Disease)
consoliderende immunotherapie uitgetest. de resultaten waren echter
ontgoochelend en daarom werd het protocol van de 07-c-0206-studie
(17) gewijzigd.
de studie werd nu uitgevoerd bij 29 van de 44 patiënten met metastasen
en van die 29 hebben er 24 il-7 gekregen. de behandeling werd goed
verdragen. slechts één patiënt heeft een allergische reactie ontwikkeld
op il-7. overigens verbeterde toevoeging van il-7 de reconstitutie van het
immuunsysteem en ging het het reboundfenomeen van expansie van de
t-reg-cellen tegen. Het vaccin gaf een respons in 65% van de gevallen en
de langetermijnoverleving verbeterde vooral bij patiënten met een nieuw
gediagnosticeerd gemetastaseerd sarcoom. "Interessant, concludeerde
ze, maar het blijft vooralsnog een experimentele behandeling."
Wilmstumor:
1q-gain zou eveneens prognostisch
ongunstig kunnen zijn (18)
als er geen anaplastische elementen zijn bij histologisch onderzoek, is
de prognose van een wilmstumor zeer gunstig. andere prognostische
elementen naast de histologie die in beschouwing moeten worden
genomen, zijn het stadium, de leeftijd, het tumorvolume en het verlies
van heterozygotie van chromosoom 1p en 6q. Bij veel kankergezwel-
len bij kinderen wordt een gain van 1q beschreven, wat vaak gepaard
"Er zijn meerdere verklaringen mogelijk voor de interraciale
verschillen: minder goede medische dekking (zodat de
patiënten later op spreekuur komen), minder sociaal-
economische mogelijkheden (zodat de aanvullende
onderzoeken worden uitgesteld), moeilijkheden bij de
educatie (waardoor de diagnose later wordt gesteld en
waardoor de therapietrouw slechter is), minder hygiënisch
gedrag (met daardoor een hoger risico), een ontoereikende
follow-up en in sommige gevallen een hereditaire
component die invloed heeft op de biologie van de tumor of
de toxiciteit van de behandeling ... (10). Al die variabelen
moeten worden geïntegreerd in het therapeutische beleid."
Smita Bhatia (City of Hope, California)