![]() chanismen die de immunologische homeostase van het submucosale corium van de darmen controleren. dat is te danken aan een indrukwek- kend aantal concordante resultaten van experimenteel onderzoek. We weten nu dat het verwerven van die intestinale homeostase op jonge leeftijd borg staat voor de latere controle van de immuniteit op andere epitheliale plaatsen. die controle wordt verkregen door een progressief evenwicht in het submucosale corium tussen effectormechanismen en regulerende immunologische mechanismen. We kunnen die ontdekkin- gen moeilijk zomaar doortrekken naar de mens, maar we weten sinds kort toch dat bepaalde wegen van stabilisering of destabilisering van de immunologische oriëntatie gedeeltelijk vergelijkbaar zijn. Bij de mens werden pathofysiologische mechanismen ontdekt die identiek zijn aan wat in die experimentele modellen wordt beschreven, meer bepaald wat het verwerven van tolerantie voor voedselantigenen betreft. die mechanismen leiden ook tot een persisterende ontwrichting van het immunologische evenwicht bij chronische allergische of auto-immune aandoeningen. in geval van een immunologische onbalans is die dus al zeer vroeg ontstaan, grotendeels als gevolg van een lagere micro- biële druk op jonge leeftijd. Vandaar dat de bekende hygiënistische hypothese weer op de perinatale periode wordt gericht. in een tijd dat de medische processen die momenteel de geboorte sturen grondig ver- anderen, neemt de belangstelling voor een aangepaste preventie van die afwijkende immunologische aandoeningen dus weer toe. van kapitaal belang voor de consolidering van een immuniteit die al grotendeels werd opgebouwd tijdens het foetale leven. Bij de foetus is herkenning van lichaamseigen stoffen een fundamentele stap bij de opbouw van het immuunsysteem. terzelfdertijd zorgen immunomodule- rende signalen van de foetoplacentaire eenheid ervoor dat de foetus zelf getolereerd wordt door het immuunsysteem van de moeder. de postnatale ontwikkeling van de immuniteit omvat vervolgens een goede uitbouw van de immuniteit van het darmslijmvlies en het submucosale corium dankzij een vroege kolonisatie door microben. toereikende ontwikkeling van de bacteriën, maar ook voor de ontwikkeling van tolerantie ten aanzien van een progressief geselecteerde commensale flora. die tolerantie voor de commensale flora hangt samen met de ontwikkeling van tolerantie voor voedselantigenen en de memorisatie ervan. darmflora (zonder dewelke tolerantie voor voedselantigenen onmogelijk zou zijn), zijn vooral: de flora in het rectum en de vagina van de moe- der, de wijze van geboorte (vaginale weg of keizersnede), de bacteriële ecologie op de plaats waar het kind werd geboren, de kwaliteit van de voeding (exclusief borstvoeding gedurende lange tijd) en misbruik van bepaalde geneesmiddelen op jonge leeftijd, met name antibiotica. al die factoren apart of samen kunnen de kwaliteit van de darmflora beïnvloeden tijdens de eerste twee levensjaren. de darmflora is defi- nitief vastgelegd tussen de leeftijd van één en twee jaar. de vorming van een interface tussen de gastheer en de bacteriën, de progressieve selectie van de commensale flora en de progressieve tolerantie voor voedselantigenen zijn determinerende stappen tijdens de eerste levens- jaren. dat verloopt via de triade epitheelcel - dendritische cel (aPC) - naïeve Cd4+ lymfocyt en via allerhande receptoren op de cellen (arH, E-cadherine/catenine en andere eiwitten van het cytoskelet..., tlr's, Cd103+CX3Cr1-, Cd11+b/cCX3Cr1+, Nod2, a20, ido...) en de deter- minerende paracriene invloed van lokale immunomodulatoren (cyto- kines: interferon-gamma, tGF-bèta, il-10,... en sCd14+, stlr's, PGE2's, retinoïnezuur...). die lokale reacties resulteren in de verwerving van een eerst lokale en vervolgens algemene immunologische homeostase dankzij de immunologische rijping in de mesenteriale lymfoïde noduli en andere epithelen (Figuur). de verdedigende effectorrespons (th1, th2, th17) en de respons die de lokale tolerantie regelt (itregs:th3, tr1, Cd24+Cd25+), moeten perfect op elkaar worden afgestemd voor herkenning van voedselantigenen en de memorisatie ervan in het hele lichaam. die herkenning hangt grotendeels af van de wijze waarop het voedselantigeen wordt toegediend (dosis en antigene belasting door herhaalde toediening van almaar grotere doses). 1053N |