background image
Percentiel
|
Vol 18
|
Nr 4
|
2013
16
Cytarabine en acute myeloïde
leukemie: ook SNP opsporen
acute myeloïde leukemie is een zeer heterogene aandoening, waar-
van de prognose verschilt volgens de cytogenetica. de totale 5 jaars-
overleving na de inductiefase bedraagt slechts ongeveer 60% (11).
Jatinder lamba (Univ. Minnesota) (12) heeft het effect van 10 genen
(met meerdere sNP's) die relevant zijn voor de metabole ara-C-weg op
het potentieel van cytarabine, en dus de concentratie van diens actieve
metaboliet, onderzocht. sommige sNP's correleerden met de overleving, de
PFs of de respons op behandeling. dat verklaart waarschijnlijk waar-
om de respons kan verschillen, los van de bekende risicofactoren. door
rekening te houden met de Mrd (Minimal Residual Disease) in de
groep met een intermediair risico kon de prognostische waarde van het
cytogenetische risico al sterk worden verbeterd (13). dat geldt ook voor
sNP's van het CMPK-gen.
Transplantatie van beenmerg of van
navelstrengbloed bij acute leukemie?
"Ook na transplantatie van allogene hematopoëtische stamcellen lo
pen dergelijke kinderen een hoger overlijdensrisico op lange termijn",
merkte Chelsea Collins (Univ. Wisconsin) op. "De vroege sterfte blijkt
zelfs hoger te zijn dan in de algemene populatie, althans volgens stu
dies bij volwassenen." de overleving bij leukemie is beter na transplan-
tatie van stamcellen uit navelstrengbloed. alle andere transplantaten
geven eenzelfde overleving bij leukemie (14).
En de totale overleving? de groep van Collins heeft de gegevens
doorgenomen van alle kinderen jonger dan 18 jaar met een acute
(myeloïde of lymfatische) leukemie die één jaar na transplantatie
van stamcellen nog in leven waren. in het totaal ging het om 205 kin-
deren die een transplantaat van Hla-compatibel beenmerg hadden
gekregen, 112 met een niet-Hla-compatibel beenmergtransplantaat
en 349 met een transplantaat van navelstrengbloed. die laatste kin-
deren waren vaker jonger dan 10 jaar (15). Er was geen verschil
in de totale overleving na 8 jaar (Figuur 2) tussen transplantatie
van Hla-compatibel beenmerg en transplantatie van stamcellen
van navelstrengbloed. de curven van de leukemievrije overleving en
de curven die het risico op relaps weergaven, waren vergelijkbaar.
"Naast navelstrengbloed is een HLAcompatibele transplantatie
het beste alternatief, maar als die twee bronnen niet beschikbaar
zijn, mag de optie van nietHLAcompatibel beenmerg niet worden
verworpen", concludeerde ze.
Immunotherapie bij een relaps van
acute lymfatische leukemie
BitE
®
-antistoffen (Bispecific Tcell Engager) werken in op twee niveaus:
op receptoren van t-cellen, ongeacht hun specificiteit, en op tumorcel-
len (Figuur 3). Blinatumomab is één van die antistoffen. in een fase
i-studie bij 23 patiënten met een refractaire B-all of een recidief van
B-all na beenmergtransplantatie werd nagegaan wat de ideale dose-
ring van blinatumomab is, die dan zou worden gebruikt in een fase
ii-studie, en werden ook de farmacokinetiek en de potentiële werk-
zaamheid van blinatumomab geëvalueerd (16).
Eerste vaststelling: de aanbevolen dosering bedraagt 5 tot 15µg/m
2
/dag.
tweede vaststelling: naast de klassieke bijwerkingen (koorts, braken,
buikpijn) werd vooral een cytokinereleasesyndroom (iFN-g, il-10 en il-6)
waargenomen. de frequentie van dat syndroom was even hoog (15-
20%) met 5 als met 15µg/m²/d. ook werd een ongewone neurotoxiciteit
(convulsies bij 4% van de patiënten) waargenomen. derde vaststelling:
de farmacokinetiek van blinatumomab is vergelijkbaar met die bij volwas-
senen en de plasmaconcentratie correleert lineair met de toegediende
dosis. Vierde vaststelling: een cytokinereleasesyndroom blijkt een goede
reponsvoorspeller te zijn. Er werd ook een correlatie vastgesteld tussen
een volledige respons en een Mrd. op grond van al die gegevens is
verder onderzoek wenselijk, concluderen de auteurs.
Relaps van acute lymfatische leukemie:
chimere antistoffen
acute lymfatische leukemie is de frequentste oorzaak van kankersterfte
bij kinderen (17). daarom wordt intensief gezocht naar nieuwe behan-
delingen, waaronder chimere antistoffen gericht tegen t-celreceptoren
(Figuur 4) (18).
Eén van die antistoffen is gericht tegen de receptor van de Cd19+
t-cellen, die bij de patiënt worden afgenomen. de antistof wordt
geproduceerd in 11 dagen en wordt dan ingespoten samen met een
chemotherapie met fludarabine en cyclofosfamide. Volgens de preli-
minaire resultaten bij 6 refractaire patiënten die al een zware behan-
deling hadden gekregen (19), is de techniek haalbaar en doeltreffend
(een volledige respons bij 3 patiënten met vaak een Mrd) met de te
verwachten bijwerkingen, vooral een cytokinereleasesyndroom. on-
danks een langdurige respons bij één van de patiënten waren er echter
geen aanwijzingen van persisteren van chimere t-cellen. de vraag rijst
dan ook of het aantal injecties niet moet worden verhoogd, wat echter
resistentie in de hand zou kunnen werken.
referenties
1.
appel B, et al. Treatment of pediatric lymphocyte predominant hodgkin lymphoma (LPhL): a
report from the Children's oncology group. asCo 2013. abstract#10000.
2.
Borowitz m, et al. assessment of end induction minimal residual disease (mrD) in childhood
B precursor acute lymphoblastic leukemia (aLL) to eliminate the need for day 14 marrow
examination: a Children's oncology group study. asCo 2013. abstract#10001.
3.
mattano L, et al. Lancet oncol 2012;13(9):906-15.
4.
mattano L, et al. effect of dexamethasone (DeX) dose modification on osteonecrosis (on) risk
associated with intensified therapies for standard risk acute lymphoblastic leukemia (sr-aLL):
a report from the Children's oncology group (Cog) study aaLL0331. asCo 2013.
abstract#10002.
5.
nguyen K, et al. Leukemia 2008;22(12):2142-50.
6.
niewerth D, et al. expert rev anticancer Ther 2013;13(3):327-37.
7.
horton T, et al. aaLL07P1: Bortezomib with reinduction therapy for first relapse pre-BaLL. asCo
2013. abstract#10003.
8.
Blanco j, et al. j Clin oncol 2012;30(13):1415-21.
9.
armenian s, et al. Blood 2011;118(23):6023-9.
10. sun CL, et al. hyaluronidase synthase 3 (has3) variant and anthracycline-related cardiomyopathy:
a report from the Children's oncology group. asCo 2013. abstract#10004.
11. rubnitz j, et al. hematol oncol Clin north am 2010;24(1):35-63.
12. Lamba j. genetic variations in cytarabine pathway genes as determinants of outcome in acute
myeloid leukemia. asCo 2013. abstract#10005.
13. gamis a, et al. Pediatr Blood Cancer 2013;60(6):964-71.
14. eapen m, et al. Lancet 2007;369(9577):1947-54.
15. Collins C, et al. Long-term survival after alternative donor transplantation in children with acute
leukemia.asCo 2013. abstract#10006.
16. gore L, et al. Cytological and molecular remissions with blinatumomab treatment in second or later
bone marrow relapse in pediatric acute lymphoblastic leukemia (aLL). asCo 2013. abstract#10007.
17. http://seer.cancer.gov/csr/1975_2004/results_merged/sect_13_leukemia.pdf
18. Lee D, et al. Clin Cancer res 2012;18(10):2780-90.
19. Lee D, et al. autologous-collected anti-CD19 chimeric antigen receptor T cells (19CarTs) for
pediatric acute lymphocytic leukemia (aLL) and non-hodgkin lymphoma (nhL): Clinical activity
and cytokine release without graft versus host disease (gVhD) after allogeneic hematopoietic
stem cell transplantation (hsCT). asCo 2013. abstract#10008.