background image
Percentiel
|
Vol 18
|
Nr 4
|
2013
8
vaste tumoren
Tussen prognostische factoren,
klinisch onderzoek en bijwerkingen
op lange termijn
Dominique-Jean Bouilliez
op het congres van de AsCo (31 mei - 4 juni, Chicago) waren twee sessies specifiek
gewijd aan kanker bij kinderen. Het retinoblastoom, rabdomyosarcoom, het neuroblastoom en
kiemceltumoren zijn niet de frequentste tumoren, maar verdienen toch bijzondere aandacht.
p
1063N
d O s s i e r : a s c O 2 0 1 3
Protontherapie voor hersentumor heeft
geen invloed op cognitieve functies
radiotherapie is een essentieel onderdeel bij de aanpak van veel her-
sentumoren, maar kan een achteruitgang van de cognitieve functies
veroorzaken, vooral als de radiotherapie wordt uitgevoerd op jonge
leeftijd, bij toediening van hoge doses en bij bestraling van een groot
hersenvolume (1). "Dat is niet zonder belang", zei Greg armstrong
(st Jude Children's Hospital) tijdens de discussie na de hierna ge-
presenteerde studie, "omdat 71,5% van die patiënten na 5 jaar nog
altijd in leven is." Protontherapie (proton beam therapy) is misschien
minder vanwege gezien de lagere stralingsdoses en omdat de om-
gevende weefsels beter worden beschermd (2).
Volgens veel studies zou protontherapie een neuroprotectief effect heb-
ben (3), maar het effect op de cognitieve functies werd nog niet echt
onderzocht. daarom heeft de groep van lisa Kallahey een vergelijkende
studie uitgevoerd met herhaalde meting van het iQ bij patiënten die
werden behandeld met proton- of fotontherapie (4). de studie werd
uitgevoerd bij 53 patiënten van 3-18 jaar: 22 patiënten na fotontherapie
(van 2000 tot 2007) en 31 na protontherapie (van 2007 tot 2012). Beide
groepen waren echter niet helemaal vergelijkbaar. de eerste groep was
gemiddeld jonger (7,5 jaar tegen 10,3) en had een hogere stralingsdosis
gekregen (55,8Gy versus 50,4). Het iQ daalde significant na fotonthera-
pie (van 90,6 tot 86,6; p < 0,05), maar bleef stabiel na protontherapie
(van 99,8 tot 98,0). de totale toegediende dosis en de ligging van de
tumor blijken geen invloed te hebben op de cognitieve functies.
Kiemceltumor: wat is het risico
op secundaire kanker?
"Teelbalkanker is het prototype van geneeslijke kanker. Dat geldt ook
voor kiemceltumoren", zei Maria Clarissa de Faria soares rodrigues
(dana Farber, Boston). "Maar genezing betekent daarom nog niet nor
male levensverwachting", vervolgde ze. "De chemotherapie veroorzaakt
immers vaak nierlijden maar er zijn ook nog de gevolgen van een meta
bool syndroom, cardiovasculaire afwijkingen en secundaire kanker."
in een recente meta-analyse werd aangetoond dat de incidentie van
secundaire kanker 1,4- tot 2,8-maal hoger was bij patiënten die waren
behandeld voor teelbalkanker (6).
dat risico kan te wijten zijn aan het feit dat cisplatine zeer lang na
toediening (soms tot 80 maanden) nog in het lichaam kan worden ge-
detecteerd (7). in deze studie (8) werd het effect van de leeftijd op het
ogenblik van de behandeling, de histologie, het geslacht, de blootstelling
aan radiotherapie en de latentietijd in het geval van een kiemceltumor
onderzocht (n = 1.997, van wie 1.158 jongens). Bij mannen was de me-
diane leeftijd waarop de eerste kanker werd gediagnosticeerd, 17 jaar;
de mediane leeftijd waarop de secundaire kanker werd gediagnosticeerd,
was 27 jaar. Het gemiddelde interval was 9,3 jaar. Bij meisjes bedroe-
gen die cijfers respectievelijk 15 jaar, 30 jaar en 14,5 jaar.
"Een achteruitgang van de cognitieve functies is niet het
enige gevolg van een behandeling van hersentumoren.
Andere gevolgen zijn onder meer secundaire kanker,
endocrinologische aandoeningen, gehoordaling,
cerebrovasculair accident, kleine lichaamsgestalte en
onvruchtbaarheid. Voor we echter definitief besluiten dat
protontherapie wat dat betreft beter is, moeten we toch voor
ogen houden dat het ging om een retrospectieve studie bij
een klein aantal patiënten met zeer uiteenlopende tumoren
en dat de tests waarmee de cognitieve functies werden
geëvalueerd, mettertijd zijn veranderd."
Greg Armstrong