![]() 1. Psychiatry 2004;13(suppl 1):i7-30. steering committee on quality improvement and management. Pediatrics 2011 [epub ahead of print]. 11. Cortese s, et al. j Child Psychol Psychiatry 2013;54(3):227-46. 13. wilens T, et al. j Child adolesc Psychopharmacol 2009;19(5):485-92. 14. swanson j, et al. j am acad Child adolesc Psychiatry 2007;46(8):1003-14. 15. Lichtenstein P, et al. n engl j med 2012;367(21):2006-14. 16. reimherr f, et al. Biol Psychiatry 2005;58(2):125-31. 17. reimherr f, et al. j Clin Psychiatry 2007;68(1):93-101. 18. rösler m, et al. eur arch Psychiatry Clin neurosci. 2006;256 (suppl 1):i3-11. 19. Kooij j, et al. Psychol med 2005;35(6):817-27. 20. Kooij j, et al. BmC Psychiatr 2013;13:36. doi: 10.1186/1471-244X-13-36. 21. Dideriksen D, et al. Basic Clin Pharmacol Toxicol 2013;112(2):73-6. 22. spencer T, et al. j Clin Psychiatry 2002;63 (suppl 12):16-22. 23. Ledbetter m. neuropsychiatr Dis Treat 2006; 2(4): 455-66. 24. sohlkhah r, et al. j Child adolesc Psychopharmacol 2005;15(5):777-86. 25. Kooij s, et al. BmC Psychiatry. 2010;10:67. doi: 10.1186/1471-244X-10-67. ring en de dosering wordt dan geleidelijk om de 3-7 dagen verhoogd tot de maximale dosering die nog wordt verdragen. de dosering moet regel- matig worden geëvalueerd om ervoor te zorgen dat er geen bijwerkingen optreden. de relevantie van de behandeling moet jaarlijks opnieuw wor- den geëvalueerd (3, 4). in een recente review bespreekt samuele Cortese alle punten waar rekening mee moet worden gehouden in het geval van bijwerkingen, hoe gering die ook mogen zijn (11). is het beter de vorm met verlengde afgifte voor te schrijven. Het is van het allergrootste belang om na te gaan of de schoolprestaties en de oplettendheid verbeteren, waarbij de dosering regelmatig moet wor- den aangepast (12). in het geval van een slechte respons (wat vaker het geval is bij patiënten die tevens angst- of slaapstoornissen ver- tonen, patiënten uit een laag sociaal-economisch midden of met een iQ < 100) zijn er verschillende mogelijkheden: de dosering verhogen (tot 90mg/d), een ander stimulerend middel geven (dexamfetamine), een niet-stimulerend middel voorschrijven (bupropion, clonidine, modafinil, imipramine) of atomoxetine toevoegen (13). als die strikte regels wor- den gevolgd, kan in 34% van de gevallen een matig initieel effect wor- den verkregen, gevolgd door een progressieve verbetering. 52% van de patiënten zal van meet af aan sterk en gedurende lange tijd verbeteren. 14% zal eerst verbeteren en daarna weer verslechteren (14). Een laatste punt, maar daarom niet minder belangrijk: de criminaliteit op lange termijn blijkt lager te zijn bij patiënten die goed worden gevolgd (Figuur 3). die patiënten vertonen ook minder vaak abusus zoals blijkt uit de duidelijk lagere incidentie van roken (7,1% tegen 19,6%) (15). ning worden gehouden met een emotionele disfunctie, die kan worden gedefinieerd als een combinatie van emotionele labiliteit met episodisch verlies van controle en een emotionele hyperreactiviteit. op al die ele- menten kunnen atomoxetine (16) en methylfenidaat (17) een interessant effect hebben. dat loont de moeite, want 8 van de frequentste 19 symp- tomen bij volwassenen zijn van emotionele aard (18) en die symptomen mogen niet worden verward met bepaalde symptomen die voorkomen bij patiënten met een bipolaire stoornis, een persoonlijkheidsstoornis of een syndroom van angst en depressie. "Hoe dan ook, aldus sandra Kooij (den Haag), is het probleem bij volwassenen dat geen enkel van de producten die we kunnen voorschrijven, officieel erkend is in die indicatie. We mogen bovendien de nietmedicamenteuze behandeling zeker niet vergeten: cognitieve en gedragstherapie, psychoeducatie, zelfhulpgroepen, lichttherapie in geval van slaapstoornissen..." met een korte als met een lange werkingsduur bestaan, zijn belang- rijk omdat ze de aandacht verbeteren en de doeltreffendheid van de psychotherapie verhogen. Ze mogen echter pas worden voorgeschre- ven na behandeling van de comorbiditeit: depressie, angst, bipolaire stoornis, enz. Volwassenen zijn moeilijk te behandelen (19) omdat ze methylfenidaat vaker moeten innemen, omdat ze dat vaak vergeten en er dan een rebound kan optreden, die zo handicaperend is dat de patiënten de behandeling over het algemeen "erger vinden dan de ziekte" (19). dat heeft in sterke mate bijgedragen tot de ontwikke- ling van een langwerkende vorm (20), die echter ook bijwerkingen kan veroorzaken: slaapstoornissen, verlies van eetlust, verandering van de bloeddruk, tachycardie/hartkloppingen, risico op rebound na stopzetting... de klassieke contra-indicaties zijn zwangerschap, psychose, schildklierstoornissen, afwijkingen van de bloeddruk, epilepsie, glaucoom en angst (20, 21). werkingsmechanisme heeft en doorgaans minder rebound veroorzaakt (22). atomoxetine houdt geen risico op abusus in en heeft een iets lager effect size. Het is een tweede keuze in het geval van onvoldoende res- pons, bijwerkingen, angst of middelenmisbruik. Het duurt wat langer (6 weken) voor atomoxetine begint te werken en het kan ook bijwerkingen veroorzaken: nausea, tachycardie, seksuele stoornissen, zelfmoord- gedachten (23). in preliminaire studies werd aangetoond dat bupropion Xr, een dopaminerg antidepressivum dat in die indicatie niet is goed- gekeurd, doeltreffend is en minder bijwerkingen veroorzaakt, vooral op seksueel vlak (24). de diagnose en de behandeling bij volwassenen zijn evenwel niet gemakkelijk. daarom heeft het European Network Adult ADHD onlangs een consensusartikel gepubliceerd, dat vrij te raad- plegen is op het internet (25). de consensus stelt overigens dat een combinatietherapie efficiënter is. - Bijna twee derde van de kinderen vertoont op volwassen - psychiatrische comorbiditeit is uiterst frequent (Figuur 4). |