background image
Percentiel
|
Vol 18
|
Nr 4
|
2013
42
referenties
1.
Visser s, et al. Prev Chronic Dis 2013;10:e09. doi: 10.5888/pcd9.120073.
2.
acquiviva e, et al. BmC Psychiatry 2009;9:72. doi: 10.1186/1471-244X-9-72.
3.
niCe clinical guideline 72. available on http://guidance.nice.org.uk/Cg72/niCeguidance/pdf/english.
4.
Taylor e, et al. european clinical guidelines for hyperkinetic disorder ­ first upgrade. eur Child adolesc
Psychiatry 2004;13(suppl 1):i7-30.
5.
american academy of Paediatrics 2011: subcommittee on attention-deficit/hyperactivity disorder,
steering committee on quality improvement and management. Pediatrics 2011 [epub ahead of
print].
6.
Bloch m, Qawasmi K. j am acad Child adolesc Psychiatry 2011;50(10):991-1000.
7.
nakao T, et al. am j Psychiatry 2011;168(11):1154-63.
8.
fusar-Poli P, et al. am j Psychiatry 2012;169(3):264-72.
9.
Posner j, et al. Psychiatry res 2011;193(3):151-60.
10. wong Cg, stevens mC. Biol Psychiatry 2012;71(5):458-66.
11. Cortese s, et al. j Child Psychol Psychiatry 2013;54(3):227-46.
12. rabiner D, et al. j atten Disor. 2009;13(2):144-53.
13. wilens T, et al. j Child adolesc Psychopharmacol 2009;19(5):485-92.
14. swanson j, et al. j am acad Child adolesc Psychiatry 2007;46(8):1003-14.
15. Lichtenstein P, et al. n engl j med 2012;367(21):2006-14.
16. reimherr f, et al. Biol Psychiatry 2005;58(2):125-31.
17. reimherr f, et al. j Clin Psychiatry 2007;68(1):93-101.
18. rösler m, et al. eur arch Psychiatry Clin neurosci. 2006;256 (suppl 1):i3-11.
19. Kooij j, et al. Psychol med 2005;35(6):817-27.
20. Kooij j, et al. BmC Psychiatr 2013;13:36. doi: 10.1186/1471-244X-13-36.
21. Dideriksen D, et al. Basic Clin Pharmacol Toxicol 2013;112(2):73-6.
22. spencer T, et al. j Clin Psychiatry 2002;63 (suppl 12):16-22.
23. Ledbetter m. neuropsychiatr Dis Treat 2006; 2(4): 455-66.
24. sohlkhah r, et al. j Child adolesc Psychopharmacol 2005;15(5):777-86.
25. Kooij s, et al. BmC Psychiatry. 2010;10:67. doi: 10.1186/1471-244X-10-67.
zonder behandeling aan. Methylfenidaat wordt gestart in een lage dose-
ring en de dosering wordt dan geleidelijk om de 3-7 dagen verhoogd tot
de maximale dosering die nog wordt verdragen. de dosering moet regel-
matig worden geëvalueerd om ervoor te zorgen dat er geen bijwerkingen
optreden. de relevantie van de behandeling moet jaarlijks opnieuw wor-
den geëvalueerd (3, 4). in een recente review bespreekt samuele Cortese
alle punten waar rekening mee moet worden gehouden in het geval van
bijwerkingen, hoe gering die ook mogen zijn (11).
16-29% van de kinderen ontwikkelt een abusus. om dat te voorkomen,
is het beter de vorm met verlengde afgifte voor te schrijven. Het is van
het allergrootste belang om na te gaan of de schoolprestaties en de
oplettendheid verbeteren, waarbij de dosering regelmatig moet wor-
den aangepast (12). in het geval van een slechte respons (wat vaker
het geval is bij patiënten die tevens angst- of slaapstoornissen ver-
tonen, patiënten uit een laag sociaal-economisch midden of met een
iQ < 100) zijn er verschillende mogelijkheden: de dosering verhogen
(tot 90mg/d), een ander stimulerend middel geven (dexamfetamine), een
niet-stimulerend middel voorschrijven (bupropion, clonidine, modafinil,
imipramine) of atomoxetine toevoegen (13). als die strikte regels wor-
den gevolgd, kan in 34% van de gevallen een matig initieel effect wor-
den verkregen, gevolgd door een progressieve verbetering. 52% van de
patiënten zal van meet af aan sterk en gedurende lange tijd verbeteren.
14% zal eerst verbeteren en daarna weer verslechteren (14). Een laatste
punt, maar daarom niet minder belangrijk: de criminaliteit op lange
termijn blijkt lager te zijn bij patiënten die goed worden gevolgd
(Figuur 3). die patiënten vertonen ook minder vaak abusus zoals blijkt
uit de duidelijk lagere incidentie van roken (7,1% tegen 19,6%) (15).
Welke behandeling bij volwassenen?
Naast de klassieke symptomen van ad(H)d moet bij volwassenen reke-
ning worden gehouden met een emotionele disfunctie, die kan worden
gedefinieerd als een combinatie van emotionele labiliteit met episodisch
verlies van controle en een emotionele hyperreactiviteit. op al die ele-
menten kunnen atomoxetine (16) en methylfenidaat (17) een interessant
effect hebben. dat loont de moeite, want 8 van de frequentste 19 symp-
tomen bij volwassenen zijn van emotionele aard (18) en die symptomen
mogen niet worden verward met bepaalde symptomen die voorkomen
bij patiënten met een bipolaire stoornis, een persoonlijkheidsstoornis
of een syndroom van angst en depressie. "Hoe dan ook, aldus sandra
Kooij (den Haag), is het probleem bij volwassenen dat geen enkel van
de producten die we kunnen voorschrijven, officieel erkend is in die
indicatie. We mogen bovendien de nietmedicamenteuze behandeling
zeker niet vergeten: cognitieve en gedragstherapie, psychoeducatie,
zelfhulpgroepen, lichttherapie in geval van slaapstoornissen..."
Psychostimulantia zoals methylfenidaat, waarvan er zowel vormen
met een korte als met een lange werkingsduur bestaan, zijn belang-
rijk omdat ze de aandacht verbeteren en de doeltreffendheid van de
psychotherapie verhogen. Ze mogen echter pas worden voorgeschre-
ven na behandeling van de comorbiditeit: depressie, angst, bipolaire
stoornis, enz. Volwassenen zijn moeilijk te behandelen (19) omdat ze
methylfenidaat vaker moeten innemen, omdat ze dat vaak vergeten
en er dan een rebound kan optreden, die zo handicaperend is dat de
patiënten de behandeling over het algemeen "erger vinden dan de
ziekte" (19). dat heeft in sterke mate bijgedragen tot de ontwikke-
ling van een langwerkende vorm (20), die echter ook bijwerkingen
kan veroorzaken: slaapstoornissen, verlies van eetlust, verandering
van de bloeddruk, tachycardie/hartkloppingen, risico op rebound
na stopzetting... de klassieke contra-indicaties zijn zwangerschap,
psychose, schildklierstoornissen, afwijkingen van de bloeddruk, epilepsie,
glaucoom en angst (20, 21).
dextroamfetamine is een ander psychostimulans, dat een iets ander
werkingsmechanisme heeft en doorgaans minder rebound veroorzaakt
(22). atomoxetine houdt geen risico op abusus in en heeft een iets lager
effect size. Het is een tweede keuze in het geval van onvoldoende res-
pons, bijwerkingen, angst of middelenmisbruik. Het duurt wat langer
(6 weken) voor atomoxetine begint te werken en het kan ook bijwerkingen
veroorzaken: nausea, tachycardie, seksuele stoornissen, zelfmoord-
gedachten (23). in preliminaire studies werd aangetoond dat bupropion
Xr, een dopaminerg antidepressivum dat in die indicatie niet is goed-
gekeurd, doeltreffend is en minder bijwerkingen veroorzaakt, vooral op
seksueel vlak (24). de diagnose en de behandeling bij volwassenen zijn
evenwel niet gemakkelijk. daarom heeft het European Network Adult
ADHD onlangs een consensusartikel gepubliceerd, dat vrij te raad-
plegen is op het internet (25). de consensus stelt overigens dat een
combinatietherapie efficiënter is.
aD(h)D Bij VoLwassenen in Cijfers
- 15% van de kinderen met adHd voldoet op de leeftijd van
25 jaar aan alle criteria van de ziekte bij volwassenen.
- 50% is in remissie op de leeftijd van 25 jaar.
- Bijna twee derde van de kinderen vertoont op volwassen
leeftijd nog altijd `hinderlijke' symptomen.
- de prevalentie van ad(H)d bij volwassenen wordt
geraamd op 2,5-4%.
- de erfelijkheid van ad(H)d ligt tussen 0,6 en 0,95.
- psychiatrische comorbiditeit is uiterst frequent (Figuur 4).