background image
Percentiel
|
Vol 18
|
Nr 4
|
2013
14
is dat de PFs minder goed was bij de patiënten met een rEr van 0,01
tot 0,1% dan bij de patiënten met een sEr met dezelfde waarden, maar
met intensivering van de doses. Michael Borowitz is dan ook de mening
toegedaan dat een morfologische evaluatie op d15 tijdens de inductie-
fase niet meer nodig is.
Dexametason discontinu om
aseptische necrose te voorkomen?
acute B-celleukemie bij kinderen is meestal te genezen, maar soms ten
koste van belangrijke toxiciteit voor het bot zoals aseptische necrose. de
risicofactoren voor aseptische necrose zijn bekend: > 10 jaar, vrouwelijk
geslacht, sterkte van het corticosteroïd en gebruik van folaten. de groep
van leonard Mattano heeft het risico op aseptische necrose prospec-
tief onderzocht bij patiënten met een all met een laag, een matig of
een hoog risico (4). 1.857 van de 5.377 patiënten die voldeden aan de
inclusiecriteria (dus 47% van de kinderen met bruikbare gegevens) ver-
toonden een laag risico, 37% een matig risico en 16% een hoog risico.
de laagrisicopatiënten kregen een standaardbehandeling met of zonder
PEG-asparaginase.
in het totaal werden 133 gevallen van aseptische necrose geregistreerd
in de 3 groepen, meestal tijdens de onderhoudsfase, en in 68% van de
gevallen ging het om een graad 2. de totale cumulatieve incidentie na
5 jaar was duidelijk hoger in de leeftijdsgroep van 7-9 jaar (7,8%) dan
bij de kinderen van 5-6 jaar (3,3%) of 1-2 jaar (0,8%) (p < 0,0001) en bij
meisjes (3,7% tegen 1,9%; p < 0,0001). de incidentie bedroeg 5,7%
in de hoogrisicogroep en respectievelijk `slechts' 2,9% en 2,6% in de
andere 2 groepen (p = 0,0009). de incidentie van aseptische necrose bij
de laagrisicopatiënten die de standaardbehandeling hadden gekregen,
bedroeg 2,3%; na toevoeging van PEG-asparaginase steeg de incidentie
tot 4,0% (p = 0,09). Bij de patiënten met een matig risico bedroegen
die cijfers respectievelijk 1,9% en 5,8% (p = 0,002). de incidentie van
aseptische necrose in de hoogrisicogroep was 1,5% bij discontinue
toediening van dexametason en 7,4% bij continue toediening. daaruit
leidde hij af dat PEG-asparaginase een risicofactor voor aseptische
necrose is en dat dat risico kan worden verlaagd door discontinue
toediening van dexametason.
Pre-B ALL: de beloften van bortezomib
de mate van respons is de beste voorspeller van overleving na been-
mergtransplantatie bij acute lymfatische leukemie (all) (5). de prog-
nose is evenwel slecht als pas een respons wordt verkregen na meer
dan 36 maanden. Bortezomib is een proteasoomremmer waarmee
mooie resultaten werden behaald, ook al is het werkingsmechanisme
ervan niet bekend (6). Bortezomib werd uitgetest door de Children's
Oncology Group (CoG) met evaluatie van de toxiciteit en het percentage
volledige respons op het einde van de inductiefase (tijdens de inductie-
fase werd bortezomib toegediend in een dosering van 1,3mg/m² op dag 1,
4, 8 en 11). ook werd de evenementvrije overleving na 4 maanden na een
reïnductiechemotherapie met bortezomib op d1, 4 en 8 geëvalueerd (7).
op het congres werden de resultaten gepresenteerd van twee groe-
pen patiënten met een pre-B all: patiënten met een zeer vroege relaps
(< 18 maanden na de diagnose, n = 36) en patiënten met een vroege
relaps (18-36 maanden, n = 48). Van 70 patiënten waren de resultaten
bruikbaar. de frequentste bijwerkingen waren hypotensie (14%),
enterocolitis (7%) en ernstige infecties zoals ards (4%). 61% van de
kinderen in de eerste groep en 72% van de kinderen in de tweede
groep behaalden een volledige remissie op het einde van de eerste
kuur. dat wijst op een positieve tendens in vergelijking met histo-
logische controles. Het verschil was echter niet significant gezien
het kleine aantal patiënten. dat was ook zo bij de patiënten met een
minimale residuele ziekte.
Cardiotoxiciteit van antracyclines:
SNP's opsporen
antracylines hoeven hun werkzaamheid bij kinderen met kanker niet
meer te bewijzen, maar ze kunnen cardiomyopathie veroorzaken en dat
risico hangt af van de dosering (Figuur 1) (8): voor adriamycine bijvoor-
beeld vanaf een dosis van 251-300mg/m², maar met sterke variaties
van de ene patiënt tot de andere. Hypertensie verhoogt dat risico met
een factor 3,5 en diabetes verhoogt het risico met ongeveer een factor
2-2,5 (9).
om een beter inzicht te krijgen in het fenomeen, heeft de CoG de
gegevens vergeleken van patiënten die cardiomyopathie hebben ont-
wikkeld (volgens de klinische en echografische criteria van de American
Heart Association) (n = 93), met die van andere patiënten (n = 194). de
gemiddelde dosis antracyclines in de groep die cardiomyopathie heeft
ontwikkeld, bedroeg 300mg/m² tegen 140mg/m² in de controlegroep.
Het percentage bestraling van de hartstreek bedroeg respectievelijk
24,7% en 11,3% (10).
Bij analyse van het genoom werd een variant sNP (Single Nucleotide
Polymorphism) op het Has3-gen (hyaluronidase synthase 3) ontdekt
bij blanke patiënten. dat genotype verhoogde het risico pas vanaf een
dosis van 250mg/m². Het risico steeg exponentieel bij patiënten met
twee a-allelen. Bij de patiënten met twee G-allelen werd geen cumu-
latieve toxiciteit waargenomen. Bij een aanvullende analyse werd ver-
volgens aangetoond dat het Hs3-mrNa-gehalte lager was bij patiënten
met twee a-allelen (p = 0,09). Hyaluronidase heeft een antioxiderend
effect dat de cardiomyocyten beschermt tegen een disfunctie van de
mitochondria en apoptose van de myocyten.
figuur 1: cumulatieve blootstelling aan antracyclines (mg/m
2
).
0
1-100
101-150 151-200 201-250 251-300
301+
1
1.65
3.85
3.69
7.23
23.47
27.59
P for trend < .001
O
dds R
a
tio
30
25
20
15
10
5
0