![]() veranderingen kunnen worden waar- genomen. De diagnose wordt gesteld door uitsluiting van andere aandoenin- gen; denk hierbij vooral aan xerostomie, vitaminedeficiënties, candidiasis, tand- problemen en contactallergieën. onge- veer 1.000.000 Noord-amerikanen lijden aan deze aandoening, het betreft vooral perimenopauzale dames die vaak een psychiatrische comorbiditeit hebben. De meeste patiënten hebben dagelijks last van mondbranden, met in de loop van de dag verergering van de klachten. moedelijk multifactorieel, maar de meest waarschijnlijke hypothese is een onderliggend neurologisch mechanisme. Hoewel psychiatrische ziektes vroeger beschouwd werden als een primaire oor- zaak van BMS, worden deze nu aanzien als een tegelijk optredende of secun- daire factor gezien er geen bewezen cor- relatie is tussen het ontstaan van BMS en stressvolle gebeurtenissen (Bogetto f. Psychosom Med 1998). is een correcte bepaling onontbeerlijk. Een zorgvuldige anamnese (voedingsge- woonten, dentale antecedenten,...) en fysiek onderzoek (ook tandonderzoek) zijn aangewezen. Eveneens dragen een bloedonderzoek en een tonguitstrijkje bij tot het bilan (Tabel 3). Zo nodig kan een doorverwijzing gebeuren naar keel-, neus- en oorziekten, gastro-enterologie, endocrinologie, reumatologie, psychia- trie, tandheelkunde of neurologie. Doordat de oorzaak onduidelijk is, zijn delmethodes beschikbaar. Het komt er vooral op neer een goede uitleg te geven en de patiënt gerust te stellen dat er geen sprake is van een kwaadaardige ziekte. en voldoende uitleg geven, veroorzaken een belangrijk placebo-effect (30 à 40% volgens Torgerson). Een optimale mond- zorg is een must: zachte tandpasta onder de vorm van kindertandpasta of water met natriumwaterstofcarbonaat wordt aangeraden. Mondspoelingen en pikante of zure voeding kan men beter mijden. Er wordt aangeraden volgens een stap- penplan te werken. Naast de mondzorg wordt gestart met topische therapie. als de topische therapie niet helpt, kan overgeschakeld worden naar neuropa- thische pijnmedicatie. Hierbij kunnen de anticonvulsiva (gabapentine 300mg tricyclische antidepressiva (amitriptyline 100mg voor het slapengaan), de SSrI's (bv. duloxetine 60mg 1x/dag) en dopa- mineagonisten (pramipexol 0,125mg 3x/ dag) een mogelijke hulp bieden. Deze medicatie dient echter zeer patiënt- georiënteerd toegediend te worden en de neveneffecten moeten afgewogen worden t.o.v. het beoogde resultaat. Psychologische ondersteuning en cogni- tieve gedragstherapie dragen bij om de klachten te reduceren. |