in verschillende categorieën (Tabel 1). Deze worden deels bepaald op basis van klinische karakteristieken zoals lokali- satie, deels door de histopathologie en de etiologie. De indeling in septale ver- sus lobulaire panniculitis is artificieel. Er bestaat geen puur septale of puur lobu- laire panniculitis. Sommige vormen van panniculitis kunnen wel bijvoorbeeld voornamelijk septale aantasting geven. Dit kan dan een nuttige hint zijn voor de diagnose, in combinatie met andere kli- nische en histopathologische kenmerken. In dit artikel bespreken we enkel de di- van de belangrijkste primaire panniculiti- den zonder vasculitis ( gevraagd, inclusief sporadische inname van geneesmiddelen. Een goede sys- teemanamnese (ziek geweest? algemene klachten? B-symptomen?) kan eveneens nuttige aanwijzingen geven voor de di- agnose. zich vooral richten op de lokalisatie van de letsels enerzijds en de vrij specifieke kenmerken van bepaalde panniculitiden anderzijds, zoals ulceratie en genezing met lipoatrofie. ook eventuele geassoci- eerde ziekten of factoren die de letsels uitlokken, kunnen in de richting van de juiste diagnose wijzen. Tabel 2 geeft een overzicht van de belangrijkste klinische kenmerken. nose te komen (Tabel 1), moet men de volgende 4 stappen overlopen: 1: Is de panniculitis vooral septaal of vooral lobulair? 2: Is er vasculitis aanwezig? Van welke bloedvaten? 3: Welke cellen zitten er in het inflamma- toir infiltraat? 4: Zijn er bijkomende specifieke histolo- gische kenmerken? van de aanbevolen onderzoeken bij een panniculitis. moet gericht zijn op eliminatie van de onderliggende geassocieerde aandoening of medicatie. Wanneer deze geëlimineerd is, is bedrust vaak voldoende. De nodules regresseren dan spontaan binnen enkele weken en de behandeling ervan is vooral symptomatisch. Men moet de patiënt wel verwittigen dat het tot 2 maanden kan duren vooraleer er zich geen nieuwe noduli meer ontwikkelen. gende behandelingen beschreven (2, 4): wordt meestal gestart met indometaci- ne (25-75mg, 2x/d) en vormen ibuprofen (200-800mg, 2x/d) en naproxen (250- 500mg, 2x/d) de tweede keuze. NSaID's moeten wel vermeden worden bij EN geassocieerd met inflammatoire darm- - Erythema induratum - Pancreatische panniculitis - Traumatische panniculitis - Alfa 1-antitrypsine-deficiëntie-panniculitis - Infectieuze panniculitis - Cytofaag histiocytaire panniculitis - Lupus panniculitis - Dermatomyositis - Morfea panniculitis - Traumatische panniculitis (`Semicirculaire lipoatrofie') - Alfa 1-antitrypsine-deficiëntie-panniculitis - Auto-immuunziekten -> lupus, morfea, dermatomyositis - Emfyseem, cirrose,... -> alfa 1-antitrypsine-deficiëntie - Pancreatitis, pancreascarcinoom -> pancreatische panniculitis - Adenopathïeën, hepatosplenomegalie -> maligne subcutane infiltraten |