background image
28
l
Neuron
·
Vol 18
·
Nr 1
·
2013
nenkomende, visuele werkelijkheid. Aan
de hand van dit eenvoudige voorbeeld
zien we hoezeer onze inbedding in de
wereld wordt gevormd dankzij een sym-
bolische orde, die ons beschermt tegen
het geweld van het reële en ons in staat
stelt in de wereld min of meer een veilige
plaats te veroveren. We stellen ook vast
dat die symbolische orde niet is beperkt
tot de taal als enig communicatiemiddel:
er is uiteraard de taal, maar ook meer,
een kostbaar instrument om ons in de
wereld te integreren.
"Je dis la rose et se lève l'absente de tout
bouquet
", schreef Mallarmé. Een ding
benoemen, doet het bestaan in af-
wezigheid. Iets benoemen, is een activi-
teit die veel verder gaat dan het op elkaar
afstemmen van een woord en een ding:
heel het taalweefsel wordt gemobili-
seerd. Tot slot geeft het benoemen van
iets aanleiding tot een onherstelbaar ver-
lies. Maar wat verloren gaat op het vlak
van de `vat op het reële' wordt terugge-
wonnen op een ander vlak: dankzij de
taal beschikken we over een soort adap-
tatieomhulsel dat ons integriteit, rust, vrij-
heid kan geven. We zijn vrij, maar wel
gescheiden. Zeker in permanent contact
met het reële, maar dan in een talige
orde waarvan de dwarse mazen klein
zijn (volgens een betekenislogica en dy-
namische diffusie van één woord naar
een ander). Ontmoetingen, omstan-
digheden, toevalligheden van het reële
dwingen ons voortdurend om dit sym-
bolische doek te mobiliseren, door ons
enerzijds te baseren op de `gemeen-
schappelijke' taal en anderzijds op een
vorm van persoonlijke hercreatie, het
leggen van verbanden, associëren, in
verzinsels, verhalen, dromen, wat toebe-
hoort aan het imaginaire van elk van
ons. Dit alles stelt ons in staat om ten
opzichte van de wereld ons eigen gevoel
van eenheid ­ psychische eenheid, li-
chamelijke eenheid ­ te ervaren en een
ten minste gedeeltelijke beheersing van
onze ervaring te ondervinden. Uitein-
delijk kan elk van ons `ik' zeggen: ik ben
in de wereld, ik word er niet door over-
spoeld, ik bepaal mijn weg, vorm mijn
bestemming. De anderen rond mij zijn
andere `ikken', die erg verschillen. Het is
dus dankzij die scheiding tussen mij en
de wereld, tussen mij en de anderen, dat
mijn aanwezigheid op de wereld en
mijn vrijheid om te zijn, zich vormen.
Het reële `tot leven' gebracht
Elke theorie is zeker een min of meer
werkbaar verzinsel. Hier wordt dus ge-
postuleerd dat in een psychose de toe-
gang tot de symbolische orde tijdelijk of
definitief is verstoord. In het symbolische
weefsel zitten kwetsbare zones, plaatsen
waar de symbolische beschermhuls zijn
rol niet ten volle speelt. Het reële is er
net `levend', iets wordt niet gescheiden.
Het gefragiliseerde taalweefsel verliest
die adaptatieve soepelheid die een per-
soon in staat stelt om te reageren op de
schokken van het reële door een mini-
mum aan eenheid en persoonlijke inte-
griteit te bewaren. Deze hypothese, deze
benadering, stelt ons in staat om anders
te kijken naar de hierboven vermelde
symptomatologie.
De symbolische beschermlaag schiet
tekort. Dit helpt ons beter die overstimu-
latie van het reële in een psychose te be-
grijpen, die uiteindelijk uitmondt in zin-
tuiglijke verschijnselen die de persoon
tevergeefs in bedwang tracht te houden
en die hem ondanks alles achtervolgen
in de vorm van stemmen en waan-
beelden waarmee hij zal moeten leren
leven.
Het brutaal binnenkomen van het reële,
veroorzaakt overigens effecten als stu-
por, shock, en `uitval'. De taalorde wordt
zwaar ondermijnd, de continuïteit gere-
geld onderbroken. En dan verschijnt
heel de waaier aan dissociatieve symp-
tomen die de eenheid, de integriteit van
het subject in het gedrang brengen. Het
subject wordt door twijfel overmand:
ben ik een man? Ben ik een vrouw? Wie
is dat ik, van wie de spiegel zo raadsel-
achtig het beeld weerspiegelt? Enz.
`Oversymbolisatie' door de taal
De taal ­ een mijnenveld, bezaaid met
valstrikken, slecht begrepen, onpraktisch
­ nodigt uit tot unieke aanpassingen,
correcties, een vorm van permanente
heruitvinding, een `oversymbolisatie' om
de aanvankelijke symbolische tekorten
op een ander vlak te compenseren. Ge-
hanteerd in een ongewone semantiek,
wordt de taal doorweven met vreemde
verbanden, doorspekt met uitvindingen
en neologismen.
Tegenover wat hem overweldigt, wat in
hem dienst weigert, put de patiënt zich
wanhopig uit in pogingen om vat te krij-
gen op de symboliek, maar ­ om bij de
textielmetafoor te blijven ­ zijn be-
schermlaag wordt gevormd door lompen.
Het zijn slechts gescheurde stroken stof,
soms zonder onderling verband, en met
telkens reactieve zones van rigiditeit,
symbolische segmenten waarin de ge-
bruikelijke associatieve soepelheid ont-
breekt: en na B komt onvermijdelijk C...
Deze poging om weer vat te krijgen op
de wereld `slaagt' soms bij bepaalde la-
tente of zogenaamd gecompenseerde
psychosen, waarbij uiteindelijk enkel de
zones van rigiditeit, stille of `blanco'
zones zullen verschijnen, vermijdingsge-
drag... Aan het uiteinde van het spec-
trum kan illusoir een coherentie worden
teruggevonden in de paranoia, maar ten
koste van een volledig wegduiken van
de patiënt in een rigide omhulsel van
betekenissen waarin alle toevalligheden
Dan ontstaat de waan, als
een poging om het eigen
hachje te redden, een
extravagante en grandioze
finale, een reddende en
lichtende metafoor.