de hand van dit eenvoudige voorbeeld zien we hoezeer onze inbedding in de wereld wordt gevormd dankzij een sym- bolische orde, die ons beschermt tegen het geweld van het reële en ons in staat stelt in de wereld min of meer een veilige plaats te veroveren. We stellen ook vast dat die symbolische orde niet is beperkt tot de taal als enig communicatiemiddel: er is uiteraard de taal, maar ook meer, een kostbaar instrument om ons in de wereld te integreren. "Je dis la rose et se lève l'absente de tout bouquet", schreef Mallarmé. Een ding benoemen, doet het bestaan in af- wezigheid. Iets benoemen, is een activi- teit die veel verder gaat dan het op elkaar afstemmen van een woord en een ding: heel het taalweefsel wordt gemobili- seerd. Tot slot geeft het benoemen van iets aanleiding tot een onherstelbaar ver- lies. Maar wat verloren gaat op het vlak van de `vat op het reële' wordt terugge- wonnen op een ander vlak: dankzij de taal beschikken we over een soort adap- tatieomhulsel dat ons integriteit, rust, vrij- heid kan geven. We zijn vrij, maar wel gescheiden. Zeker in permanent contact met het reële, maar dan in een talige orde waarvan de dwarse mazen klein zijn (volgens een betekenislogica en dy- namische diffusie van één woord naar een ander). Ontmoetingen, omstan- digheden, toevalligheden van het reële dwingen ons voortdurend om dit sym- bolische doek te mobiliseren, door ons enerzijds te baseren op de `gemeen- schappelijke' taal en anderzijds op een vorm van persoonlijke hercreatie, het leggen van verbanden, associëren, in verzinsels, verhalen, dromen, wat toebe- hoort aan het imaginaire van elk van ons. Dit alles stelt ons in staat om ten opzichte van de wereld ons eigen gevoel van eenheid psychische eenheid, li- chamelijke eenheid te ervaren en een ten minste gedeeltelijke beheersing van onze ervaring te ondervinden. Uitein- delijk kan elk van ons `ik' zeggen: ik ben spoeld, ik bepaal mijn weg, vorm mijn bestemming. De anderen rond mij zijn andere `ikken', die erg verschillen. Het is dus dankzij die scheiding tussen mij en de wereld, tussen mij en de anderen, dat mijn aanwezigheid op de wereld en mijn vrijheid om te zijn, zich vormen. werkbaar verzinsel. Hier wordt dus ge- postuleerd dat in een psychose de toe- gang tot de symbolische orde tijdelijk of definitief is verstoord. In het symbolische weefsel zitten kwetsbare zones, plaatsen waar de symbolische beschermhuls zijn rol niet ten volle speelt. Het reële is er net `levend', iets wordt niet gescheiden. Het gefragiliseerde taalweefsel verliest die adaptatieve soepelheid die een per- soon in staat stelt om te reageren op de schokken van het reële door een mini- mum aan eenheid en persoonlijke inte- griteit te bewaren. Deze hypothese, deze benadering, stelt ons in staat om anders te kijken naar de hierboven vermelde symptomatologie. tekort. Dit helpt ons beter die overstimu- latie van het reële in een psychose te be- grijpen, die uiteindelijk uitmondt in zin- tuiglijke verschijnselen die de persoon tevergeefs in bedwang tracht te houden en die hem ondanks alles achtervolgen in de vorm van stemmen en waan- beelden waarmee hij zal moeten leren leven. veroorzaakt overigens effecten als stu- por, shock, en `uitval'. De taalorde wordt zwaar ondermijnd, de continuïteit gere- geld onderbroken. En dan verschijnt heel de waaier aan dissociatieve symp- tomen die de eenheid, de integriteit van het subject in het gedrang brengen. Het subject wordt door twijfel overmand: ben ik een man? Ben ik een vrouw? Wie is dat ik, van wie de spiegel zo raadsel- achtig het beeld weerspiegelt? Enz. valstrikken, slecht begrepen, onpraktisch nodigt uit tot unieke aanpassingen, correcties, een vorm van permanente heruitvinding, een `oversymbolisatie' om de aanvankelijke symbolische tekorten op een ander vlak te compenseren. Ge- hanteerd in een ongewone semantiek, wordt de taal doorweven met vreemde verbanden, doorspekt met uitvindingen en neologismen. Tegenover wat hem overweldigt, wat in hem dienst weigert, put de patiënt zich wanhopig uit in pogingen om vat te krij- gen op de symboliek, maar om bij de textielmetafoor te blijven zijn be- schermlaag wordt gevormd door lompen. Het zijn slechts gescheurde stroken stof, soms zonder onderling verband, en met telkens reactieve zones van rigiditeit, symbolische segmenten waarin de ge- bruikelijke associatieve soepelheid ont- breekt: en na B komt onvermijdelijk C... Deze poging om weer vat te krijgen op de wereld `slaagt' soms bij bepaalde la- tente of zogenaamd gecompenseerde psychosen, waarbij uiteindelijk enkel de zones van rigiditeit, stille of `blanco' zones zullen verschijnen, vermijdingsge- drag... Aan het uiteinde van het spec- trum kan illusoir een coherentie worden teruggevonden in de paranoia, maar ten koste van een volledig wegduiken van de patiënt in een rigide omhulsel van betekenissen waarin alle toevalligheden |