hersenen, maar ook in de witte delen werden verschillen aangetroffen. Zo bleek dat pedofiele mannen regio's met witte stof hebben met een significant kleiner volume (15). Zulke afwijkingen doen vermoeden dat pedofielen, behal- ve hun seksueel afwijkend gedrag, nog additionele symptomen zouden verto- nen. En inderdaad, zoals eerder aange- haald, scoren deze mannen lager op IQ- testen, presteren ze zwakker op visuo- spatiale en verbale geheugentaken en haalden ze vroeger slechtere punten op school. het `older brother effect' bestudeerd, de vaststelling dat de kans op pedofilie toe- neemt met een hoger aantal oudere broers. Dit verschijnsel zag men voor het eerst bij niet-pedofiele homoseksuele mannen, waarbij werd vastgesteld dat homosekuele mannen significant vaker meerdere oudere broers hebben. De kans op homofilie zou zelfs toenemen met een derde bij elke oudere broer. Men vroeg zich af of dit ook het geval was bij pedofiele mannen. In een studie van Blanchard et al. (16) werden 260 pedofielen vergeleken met 260 controle- personen. Zo werd er een correlatie vastgesteld waarbij homoseksuele pedofie- len (dit zijn pedofielen met een specifieke voorkeur voor jongens) vaker meerdere oudere broers hebben. Een hypothe- tische verklaring voor dit `birth order te wijst in de richting van een rijpings- multipare vrouwen zou er soms via de placenta wat embryonaal bloed in de maternele bloedbaan terechtkomen, waar- bij er dan een immuunreactie optreedt. Zo zouden dan antilichamen gevormd worden tegen eiwitten (een kandidaat is het H-Y-antigen) die het product zijn van genen op het Y-chromosoom van de mannelijke foetus, dat voor de moeder uiteraard lichaamsvreemd is. Dit proces zou een verstoring teweegbrengen op het niveau van de neuronale ontwikke- ling en zo het afwijkend seksueel gedrag verklaren. Ondanks deze zeer plausibele verklaring zijn er ook epidemiologische studies die dit `older brother effect' niet hebben vastgesteld. Harde evidentie, bijvoorbeeld onder de vorm van moe- derlijke antistoffen tegen die eiwitten, werd nooit gevonden. Blanchard et al., waarin problemen in neurologische ontwikkeling als oorzaak van pedofilie worden onderzocht (17). De onderzoeksgroep onderzocht 1.206 pedofielen en deze rapporteerden opval- lend vaak dat ze in hun jonge kinderja- ren (vóór de leeftijd van 13 jaar) een hoofdtrauma hadden opgelopen waarbij ze bewusteloos waren geweest. Bij een trauma opgelopen als volwassene zou, in tegenstelling tot trauma's opgelopen vóór de puberteit, geen associatie be- staan met pedofilie. De bevinding dat een dergelijk hoofdtrauma op jonge leef- tijd een predisponerende risicofactor zou zijn voor het stellen van pedofiel ge- drag, maakt het probleem des te interes- santer, maar tevens complexer. De hypo- neerd, is dat deze hoofdtraumata tijdens de kinderjaren een soort ontwikke- lingsinsult in een kritieke fase in de ma- turatie van de hersenen een verstoring geven van de ontwikkeling en resulteren in een seksuele oriëntatie naar kinderen toe. Deze theorie dient nog bevestigd te worden. verbanden gelegd kunnen worden tus- sen de aberrante werking van bepaalde hersengebieden enerzijds en afwijkend seksueel gedrag anderzijds, in de litera- tuur nog nergens sprake is van bepaalde bewezen `pedofilielaesies' in de herse- nen (18). De twee laatstgenoemde stu- dies van Blanchard et al. proberen een licht te werpen op het etiologische vraagstuk als een probleem in de matu- ratie van de hersenen, waarbij de neuro- logische ontwikkeling ergens vroeg in het leven fout loopt. Meer gericht onder- zoek om deze theorie te staven, is in elk geval nodig. omgevingsfactoren aan het stellen van pedofiel gedrag. Pe- dofielen rapporteren vaak dat stress een factor is die hun neigingen of verlangens verergert (5). Maar zijn er ook omge- vingsfactoren die aan de basis liggen van de oorzaak? Al geruime tijd worden kin- dermisbruik en slechte hechting tussen ouder en kind bekeken als oorzakelijke factoren van pedofilie. In dit model wor- den seksuele fantasieën over kinderen hoger aantal oudere broers. |