![]() alleszins de gelijkenissen in het stel- len van repetitief en slecht gecontroleerd gedrag en het effect van farmacologische behandeling met serotonineagonisten, zowel bij pedofilie als bij dwangmatig en impulsief gedrag. schil in de feitelijke activiteit van de her- senen wordt onderzocht. Hiervoor wordt de PET-scan gebruikt, waarbij een tracer wordt geïnjecteerd die door zijn radio- actieve straling in beeld kan worden ge- bracht. Hoe meer opname van de tracer in een bepaald hersengebied, hoe beter deze gebieden zichtbaar zijn op de beel- den en des te hoger de metabole activi- teit (en dus de feitelijke werking). Hinkin et al. konden zo een belangrijk hypome- tabolisme of verminderde werking vast- stellen ter hoogte van de rechter tempo- rale lob. Hier zien we dus een verschil tussen rechts en links. Gedacht wordt dat vooral deze asymmetrie belangrijk zou zijn bij het verhogen of veranderen van de seksuele interesse, en dus indirect ook bij het ontstaan van pedofilie (11). In een studie van Schiffer et al. werd door middel van fMRI bekeken of er een verschil was in neuronale activiteit tijdens seksuele opwinding. De onder- zoekers vergeleken de reactie op ver- schillende stimuli bij een groep hetero- seksuele mannen en een groep pedofiele mannen. Zo kon een duidelijk verschil worden aangetoond in activiteit in zowel de subcorticale als de corticale regio's. Dit toont aan dat de neuronale netwer- ken in de hersenen bij pedofiele mannen anders werken (12). met pedofilie verschillen in hun neurobi- ologisch functioneren. De sleutelvraag is dan ook aan welke structuren deze func- tionele verschillen gekoppeld kunnen worden. Hierover werden verschillende hypothesen geformuleerd. Zo vertrekt de frontale hypothese van afwijkingen in de het inhiberen van impulsen veroorza- ken. De temporale-limbische hypothese focust dan weer op de rol van de diepere structuren in de temporale lob, die ver- antwoordelijk zijn voor het reguleren van seksueel gedrag. Tegenwoordig wor- den steeds vaker `Dual Dysfunction The- ories' naar voor geschoven, waarbij ge- steld wordt dat pedofielen lijden aan een disfunctie in zowel het frontale (met stoornissen in de gedragsinhibitie als ge- volg) als het temporale gebied (met af- wijkende seksuele drang als gevolg). Ook omtrent masculinisatie, het effect van testosteron tijdens cruciale fases van de ontwikkeling van de hersenen, wor- den een aantal denkpistes gevolgd. Hoe- wel deze theorieën intuïtief zeer plausi- bel lijken, is er nog maar weinig echt empirisch bewijs dat deze hypotheses ondersteunt. frontale en temporale gebieden onder- zocht. Hoewel niet zoveel bekend is over even- tuele afwijkingen van het brein bij men- sen met pedofilie, zijn de structuren die betrokken zijn bij seksueel gedrag zeer intens bestudeerd bij andere populaties. Zo is vastgesteld in diermodellen dat een intens netwerk van neuronen, waarin de gebied en kernen in de nabijgelegen area innominata betrokken zijn, een be- langrijke rol spelen bij het seksuele ge- drag en de paringsgewoonten. Ook is opgemerkt dat er bij patiënten met let- sels in de anterieure temporale en fron- tale lobben wijzigingen optreden in het seksuele gedrag. Deze kunnen variëren van kleine subtiele veranderingen tot enorme verschillen zoals bij het syn- droom van Kluver-Bucy, waarbij de pa- tiënten door het letsel plots symptomen vertonen van hyperseksualiteit, en zelfs van verandering in seksuele voorkeur (14). Er zijn ook associaties gevonden tussen parafilie en temporaalkwabepi- lepsie (13). rele verschillen aangetoond in het volu- me van bepaalde hersengebieden. Dit gebeurde door middel van MRI en voxel- based morphometry (VBM) waarbij de computer het volume van de hersenen in zeer kleine pixels verdeelt. Zo kan men het volume van bepaalde hersengebieden van verschillende personen zeer nauw- keurig vergelijken. Deze VBM-analyses toonden bij pedofielen een afname in grijze materie in die hersenstructuren die geïmpliceerd worden in seksueel gedrag, zoals de septale regio, de hippocampus, het ventrale striatum, de orbitofrontale cortex en het cerebellum (14, 10). In de studie van Schiltz et al. werd een significant kleiner volume van de amyg- dala (die samen met o.a. de hippocam- pus het limbische systeem vormt) vastge- steld bij een pedofiele populatie, met het grootste verschil aan de rechterkant. Deze verkleining van de amygdala was niet leeftijdsgebonden en kon dus niet toegeschreven worden aan een veroude- ringsproces (14). De aangetoonde afwij- kingen in de frontostriatale gebieden zijn interessant omdat deze gebieden beho- ren tot het serotonerge systeem. Deze sluiten aan bij de eerder vernoemde bio- chemische bevindingen. |