background image
23
l
Neuron
·
Vol 18
·
Nr 1
·
2013
en pedofiel gedrag gezien als een soort
copingmechanisme, een manier om
te kunnen omgaan met de negatieve
gevoelens en effecten van vroegere
ervaringen.
Zo zou een inadequate hechtingsstijl als
gevolg van een disfunctionele familie,
kinderen blootstellen aan emotionele
deprivatie en isolement, waardoor ze het
risico lopen op een abnormale ontwik-
keling. Zo zouden ze problemen krijgen
op het gebied van sociaal leren en
zich niet aanpassen aan conventionele
gedragingen.
Eén van de duidelijkst aangetoonde ex-
terne factoren waarvan is aangetoond
dat zij de kans op het stellen van pedo-
fiel gedrag verhoogt, is het feit dat pedo-
fielen vaak zélf het slachtoffer zijn ge-
weest van seksueel misbruik als kind.
Deze relatie wordt aangeduid als de
`victim-to-abuser cycle' of het `abused-
abuser phenomenon
' (19). De cijfers
hieromtrent variëren enorm, afhankelijk
van de selectiecriteria van de studie en
de gebruikte populatie. De cijfers gaan
van 28% tot maar liefst 93%, versus on-
geveer 15% bij de controlegroep (5).
Over het ontstaan van deze relatie zijn
ook enorm veel theorieën geformuleerd.
Zo is er de psychodynamische theorie
die stelt dat emotioneel gedepriveerde
kinderen die verleid worden door een
volwassene, zich gaan binden en identi-
ficeren met deze persoon.
Door zich te vereenzelvigen met de mis-
bruiker, probeert het misbruikte kind een
nieuwe identiteit te krijgen, een identi-
teit waarbij opnieuw misbruik optreedt.
Een variant op deze denkpiste is dat het
in de voetsporen treden van de vroegere
misbruiker een manier is om het gevoel
van machteloosheid teniet te doen.
Een tweede theorie bekijkt pedofilie van-
uit een cognitief gedragsmatig perspec-
tief. Hierbij wordt afwijkende seksuele
opwinding geconditioneerd door fanta-
sieën tijdens de masturbatie. Uit een stu-
die van Marshall et al. kwam naar voor
dat pedofielen vaker masturberen en op
die manier zichzelf conditioneren (20).
De fantasieën tijdens de masturbatie zijn
gebaseerd op de vroegere seksuele erva-
ringen toen zijzelf als kind werden mis-
bruikt. Positieve bekrachtiging van het
denken en het gedrag bestaat dan uit het
orgasme bekomen tijdens het masturbe-
ren, waardoor het seksueel afwijkend
gedrag (i.c. pedofilie) wordt ingeprent.
Gedacht wordt dat dit verhindert dat
misbruikte jongeren normaal evolueren
op seksueel vlak. Deze theorie wordt de
laatste jaren echter sterk in twijfel ge-
trokken door tegenstrijdige bevindingen.
Opgemerkt moet worden dat, hoewel
misbruikte individuen meer kans hebben
om zelf te misbruiken, de meeste slacht-
offers deze vicieuze cirkel niet verder
zetten.
Ook is er een terechte bezorgdheid over
de accuraatheid van de zelf-rapporterin-
gen door pedofielen die beweren zelf
misbruikt te zijn. Deze verklaringen
worden vaak afgelegd in een juridische
context, en een aantal pedofielen trach-
ten hiermee hun gedrag goed te praten.
Discussie en conclusie
Uit de literatuur blijkt dat er heel wat
factoren worden gelinkt aan pedofiel
gedrag.
Op biochemisch vlak is er de verstoring
in werking van bepaalde neurotransmit-
ters waaronder serotonine, een functio-
neel deficit ­ mogelijk als weerspiegeling
van onderliggende structurele afwijkin-
gen zoals afname van grijze massa in de
hersenen (septale regio, de hippocam-
pus, de amygdala, het ventrale striatum,
de orbitofrontale cortex en het cerebel-
lum) ­ en wittestofafwijkingen. Functio-
nele beeldvorming zoals de PET onder-
steunt deze bevindingen, o.a. in het
aantonen van een hypometabolisme is
bepaalde hersengebieden bij pedofielen.
Deze bevindingen hebben geleid tot het
formuleren van een frontale hypothese,
waarbij er door disfunctie van de fronta-
le regio problemen ontstaan met het
controleren van impulsen, en van een
temporolimbische hypothese, waarbij er
vanuit de niet juist functionerende tem-
porale en limbische regio's van de herse-
nen afwijkend seksueel gedrag ontstaat.
Beide worden elegant gecombineerd in
de `Dual Dysfunction Theory'.
Omgevingsfactoren zoals seksueel mis-
bruik in de kindertijd en een inadequate
hechtingsstijl spelen zeer waarschijnlijk
ook een rol. De vraag is alleen: welke?
Een zeer plausibele verklaring zou
kunnen zijn dat het gaat om uitlokkende
factoren die bij (genetisch) kwetsbare
personen functionele en structurele ver-
anderingen teweeg brengen. Deze onder-
liggende (genetische) kwetsbaarheid
bepaalt dan de gevoeligheid van het
individu voor deze factoren. Maar ook
hier komt er vanuit het onderzoek geen
eenduidige verklaring. Hoe omgevings-
factoren in het plaatje passen, is dus nog
niet met zekerheid te zeggen.
De meest gangbare hypothese voor een
neurobiologische basis van pedofilie, en
voor parafilieën in het algemeen, is dan
ook diegene waarin pedofilie als een
Een inadequate hechtingsstijl
als gevolg van een
disfunctionele familie, zou
kinderen blootstellen aan
emotionele deprivatie en
isolement, waardoor ze het
risico lopen op een
abnormale ontwikkeling. Zo
zouden ze problemen krijgen
op het gebied van sociaal
leren en zich niet aanpassen
aan conventionele
gedragingen.