het dan fout om een kind een knuffel te geven?"), minimalisering ("Het was maar eenmalig") en rationalisering ("Ik zie graag kinderen; daarom ben ik toch nog geen pedofiel?") (5). Met behulp van deze cognitieve distorsies bekomen zij hun doel en rechtvaardigen ze het ge- pleegde misbruik. Ook hebben pedofie- len moeite met volwassen interpersoon- lijke interacties, zoals het opbouwen van normale relaties (hoewel toch 50% ge- huwd is). Over het algemeen oefenen pedofielen geen fysieke dwang uit om kinderen in hun activiteiten te betrekken, maar maken zij eerder gebruik van psychologische manipulatie (vandaar de term `kinder- lokker'). Het contact komt vaak geleide- lijk tot stand, is doorgaans niet onmid- dellijk seksueel van aard en verloopt via een proces van verleiding en inkapseling (grooming) (7). veelheid aan psychiatrische comorbidi- teit vastgesteld. Zo heeft 50-60% van de pedofielen een angststoornis, 60-80% een affectieve stoornis en 70-80% een persoonlijkheidsstoornis (5). Ook mid- delenmisbruik komt vaak voor. meestal mannen (3). Nochtans zijn er ook meldingen gemaakt van vrouwelijke pedofielen (5). Vroeger werd gedacht dat dit een zeldzaamheid was, en werd on- te van kinderen dan ook beschreven als kindermisbruik en niet als pedofilie. Nu blijkt dat ongeveer 6% van de kindermis- bruikers uit gerechtelijke dossiers vrou- wen zijn (5). De meerderheid van deze vrouwen misbruikt zeer jonge kinderen, in het bijzonder kinderen die aan hun zorgen zijn toevertrouwd. In tegenstel- ling tot wat vroeger gedacht werd, han- delen de meeste vrouwelijke pedofielen alleen. Oraal-genitaal en digitaal-geni- taal contact komen het vaakst voor (8). Waarom mannen een veel groter aandeel hebben dan vrouwen in deze psychia- trische stoornis zou te maken kunnen hebben met onder andere onderrap- portering. Een reden hiervoor is mogelijk dat pedofiel gedrag bij vrouwen niet her- kend wordt omdat het zich voordoet tij- dens moederlijke opvoedtaken, zoals het aankleden en het in bad steken van de kinderen (5). Zeer waarschijnlijk wordt er een "dubbele standaard" ge- hanteerd inzake het geslacht als het op het rapporteren, arresteren en veroorde- len van pedofielen aankomt. Het is echter zeer de vraag of onderrap- portering dit grote geslachtsverschil kan verklaren. benadering is gebleken dat, functioneel gezien, pe- dofiele mannen een lager IQ hebben, ze lager scoren op geheugentesten, vermin- derde cognitieve mogelijkheden hebben en dat ze vaker linkshandig zijn (5). Deze feiten geven ons echter geen aanwijzingen omtrent een etiologische factor. Dat er echter een oorzakelijk ver- band zou kunnen bestaan tussen hersenaf- wijkingen en het stellen van pedofiel gedrag, wordt al lang vermoed. Door de enorme vooruitgang op het gebied van medische beeldvorming kan hieromtrent nu ook gericht onderzoek gedaan wor- den. Vooral Magnetic Resonance Ima- ben veel bijgedragen aan het in kaart brengen van de hersenen. MRI geeft ons een gedetailleerd beeld van de hersen- structuren, fMRI brengt dan weer het functioneren in beeld. Dankzij deze beeldvorming verschijnen er steeds meer beschrijvingen van bevindingen waarin een link wordt gelegd tussen pedofilie en een afwijkende structuur of functie van de hersenen. zoals bij heel wat andere psychiatrische afwijkingen, een ontregeling in de wer- king van bepaalde neurotransmitters een rol zou spelen bij pedofilie. Vooral de neurotransmitter serotonine en zijn func- tie werden daarbij bekeken. Van seroto- nine is reeds lang bekend dat het een rol speelt in de impulscontrole. In een stu- die van Maes et al. is gebleken dat pedo- fielen een sterkere respons vertonen op serotonineagonisten, alsook meer ne- veneffecten vertonen wanneer ze derge- lijke middelen gebruiken (9). Farmaca die ingrijpen op het serotoninemetabo- lisme, worden ook in de behandeling van pedofielen gebruikt. Er wordt geop- perd dat compulsieve seksuele gedragin- gen zoals pedofilie gerelateerd zouden kunnen zijn aan het obsessieve-compul- sieve spectrum waartoe impulscontrole- afwijkingen behoren zoals pathologisch gokken, trichotillomanie en kleptoma- nie. Ongeveer 30-50% van de pedofie- len heeft comorbiditeit van een impuls- |