background image
10
l
Neuron
·
Vol 18
·
Nr 1
·
2013
recente varianten van cognitieve ge-
dragstherapie (CBT) zijn in dat opzicht
veelbelovend.
Gedragsactiveringtherapie bijvoorbeeld,
waarbij patiënten worden aange-
moedigd om verschillende fysieke en
sociale activiteiten te ondernemen, kan
helpen om piekeren te verminderen
door positieve afleiding te creëren die
de cirkel van herhaaldelijk negatief
denken doorbreken (11). Het is interes-
sant dat sommige behandelingen waar-
bij patiënten zich moeten focussen op
hun negatieve gedachten en gevoelens,
zoals cognitieve gedragstherapie op ba-
sis van mindfulness (MBCT) of Accep-
tance and Commitment Therapy
(ACT),
ook succesvol bleken te zijn in het ver-
minderen van piekeren (11). In tegen-
stelling tot de klassieke CBT, die zich
richt op het veranderen van de inhoud
van depressieve cognities, leren die
nieuwere benaderingen mensen om
hun negatieve gedachten en gevoelens
te aanvaarden zonder te oordelen. Dat
helpt mensen om te vermijden dat ze
zich herhaaldelijk afvragen waarom ze
zich zo voelen (d.w.z. piekeren) en
geeft depressieve mensen dus de nood-
zakelijke vaardigheden om cognitieve
onbuigzaamheid af te breken (11).
Omdat piekeren kwetsbaar maakt voor
depressie, kunnen therapeutische bena-
deringen die piekeren doeltreffend
verminderen, inderdaad hoop bieden
voor mensen bij wie klassiekere behan-
delingen mislukt zijn (26).
Er is minder bekend over hoe emotio-
nele inertie specifiek behandeld kan
worden. De ontwikkeling van vaardig-
heden om emoties beter te reguleren
zal echter waarschijnlijk een belang-
rijke rol spelen (5, 27). Mensen trainen
in het gebruik van `herbeoordeling'
kan heel doeltreffend zijn om affectie-
ve onbuigzaamheid te verminderen.
Herbeoordeling houdt in dat de oor-
zaak van iemands negatieve emoties
vanuit een aangepaster perspectief
wordt bekeken en bleek zowel de in-
tensiteit als de duur van de negatieve
emoties te verminderen (28). Op ver-
gelijkbare manier gaat nadenken over
een stresserende gebeurtenis vanuit het
standpunt van een derde persoon (wat
als een vorm van herbeoordeling wordt
beschouwd) gepaard met minder in-
tense en kortere negatieve gevoelens
(29). Uit deze bevindingen valt af te
leiden dat de emotionele inertie kan
afnemen als mensen leren werken met
adaptieve emotieregulatiestrategieën,
zoals herbeoordeling. Hoewel het aan-
leren van emotieregulatievaardigheden
deel uitmaakt van sommige bestaande
behandelingen voor depressie, moet
het wellicht sterker worden benadrukt
(27). In onze eigen studies hebben we
ook vastgesteld dat mensen die vermij-
den om hun emoties te uiten, door-
gaans meer emotioneel inert zijn. Het
is interessant dat emotionele onder-
drukking ook in verband staat met pie-
keren (11). Behandelingen zoals MBCT
of ACT, die het zonder oordeel aan-
vaarden van negatieve gevoelens sti-
muleren, kunnen zowel cognitieve en
affectieve onbuigzaamheid verlichten.
We besluiten met de opmerking dat
veel van onze voorstellen over behan-
delingen voor cognitieve en affectieve
onbuigzaamheid speculatief blijven.
Het is cruciaal voor toekomstig onder-
zoek om verder te onderzoeken hoe
cognitieve en affectieve onbuigzaam-
heid bij depressie het best kunnen wor-
den overwonnen.
Referenties
1.
The Global Burden of Disease: 2004 Update. Geneva:
World Health Organization, 2008.
2.
Gotlib IH & Hammen CL. (Eds). Handbook of
Depression (2nd ed.). New York: The Guilford Press,
2009.
3.
Beddington J, Cooper CL, Field J, et al. The mental
wealth of nations. Nature 2008;455:1057-60.
4.
Holtzheimer PE & Mayberg HS. Stuck in a rut:
Rethinking depression and its treatment. Trends
Neurosci 2011;34:1-9.
5.
Koval P, Kuppens P, Allen NB & Sheeber L. Getting stuck
in depression: The roles of rumination and emotional
inertia. Cogn Emot. forthcoming 2012.
6.
Kashdan TB, Rottenberg J. Psychological flexibility as a
fundamental aspect of health. Clin Psychol Rev
2010;30:865-78.
7.
Bonanno GA, Papa A, Lalande K, Westphal M, Coifman
K. The importance of being flexible: The ability to both
enhance and suppress emotional expression predicts
long-term adjustment. Psychol Sci 2004;15:482-7.
8.
Watkins ER. Constructive and unconstructive repetitive
thought. Psychol Bull 2008;134:163-206.
9.
Ciarocco NJ, Vohs KD, Baumeister RF. Some good news
about rumination: Task-focused thinking after failure
facilitates performance improvement. J Soc Clin Psychol
2010;29(10):1057-73.
10.
Aldoa A, Nolen-Hoeksema S, Schweizer S. Emotion
regulation strategies across psychopathology: A meta-
analytic review. Clin Psychol Rev 2010;30:217-37.
11.
Nolen-Hoeksema S, Wisco BE, Lyubomirsky S.
Rethinking Rumination. Persp Psychol Sci 2008;3:400-
24.
12.
Raes F, Schoofs H, Dorien H, Hermans D, Van Den Eede
F, Franck E. `Reflection' en `brooding' als subtypes van
rumineren: een herziening van de Ruminative Response
Scale. Gedragstherapie 2009;42:205-14.
13.
Schmaling KB, Dimidjian S, Katon W, Sullivan M.
Response styles among patients with minor depression
and dysthymia in primary care. J Abnorm Psychol
2002;111:350-6.
14.
Riso LP, du Toit PL, Blandino JA, et al. Cognitive aspects
of chronic depression. J Abnorm Psychol. 2003;112:72-
80.
15.
Kuppens P, Allen NB, & Sheeber L. Emotional inertia and
psychological maladjustment. Psychol Sci 2010;21:984-
91.
16.
Koval P, Kuppens P. Changing emotion dynamics:
Individual differences in the effect of anticipatory social
stress on emotional inertia. Emotion 2012;12:256-67.
17.
Kuppens P, Sheeber LB, Yap MBH, Whittle S, Simmons
JG, Allen NB. Emotional inertia prospectively predicts
the onset of depressive disorder in adolescence. Emotion
2012;12:283-9.
18.
Pessoa L. On the relationship between emotion and
cognition. Nat Rev Neurosci 2008;9:148-58.
19.
Joorman J, Siemer M. Affective processing and emotion
regulation in dysphoria and depression: Cognitive biases
and deficits in cognitive control. Soc Pers Psychol Comp
2011;5:13-28.
20.
Matthews A, MacLeod C. Cognitive vulnerability to
emotional disorders. Annu Rev Clin Psychol
2005;1:167-95.
21.
Harvey PO, Bastard GL, Pochon JB, et al. Executive
functions and updating of the contents of working
memory in unipolar depression. J Psychiatr Res
2004;38:567-76.
22.
Disner SG, Beevers CG, Haigh EAP, Beck AT. Neural
mechanisms of the cognitive model of depression. Nat
Rev Neurosci 2011;12:467-77.
23.
Pezawas L, Meyer-Lindenberg A, Drabant EM, et al.
5-HTTLPR polymorphism impacts human cingulate-
amygdala interactions: a genetic susceptibility
mechanism for depression. Nat Neurosci 2005;8:828-34.
24.
Hilt LM., Sander LC, Nolen-Hoeksema S, Simen AA. The
BDNF Val66Met polymorphism predicts rumination and
depression differently in young adolescent girls and their
mothers. Neurosci Lett 2007;429:12-6.
25.
Hammen C. Stress and depression. Annu Rev Clin
Psychol 2005;1:293-319.
26.
Watkins E, Scott J, Wingrove J, et al. Rumination-focused
cognitive behavior therapy for residual depression: A
case series. Behav Res Ther 2007;45:2144-54.
27.
Campbell-Sills L, Barlow D. Incorporating emotion
regulation into conceptualizations and treatments of
anxiety and mood disorders. In: Gross JJ, ed. Handbook
of Emotion Regulation. New York: Guilford; 2007.
p.542-559.
28.
Verduyn P, Van Mechelen I, Tuerlinckx F. The relation
between event processing and the duration of emotional
experience. Emotion 2011;11:20-8.
29.
Verduyn P, Van Mechelen I, Kross E, Chezzi C, Van
Bever F. The relationship between self-distancing and
the duration of negative and positive emotional
experiences in daily life. Emotion. forthcoming 2012.
Er is minder bekend over hoe emotionele inertie
specifiek behandeld kan worden. De ontwikkeling van
vaardigheden om emoties beter te reguleren zal echter
waarschijnlijk een belangrijke rol spelen.