background image
OR0861N
Te ontdekken op
Bicompartimentele knieprothese
na plaatsing van een totale knieprothese worden de werking en de biomechanica van
de knie zelden weer normaal. resurfacing van het degeneratieve compartiment zou een
oplossing kunnen zijn. het succes van unicompartimentele prothesen is bekend.
Bij artrose van twee kniecompartimenten is resurfacing meer omstreden. een
bicompartimentele prothese is een vervanging van het femorotibiale (ft) en het
femoropatellaire (fp) compartiment. dat kan gebeuren met één enkel implantaat in het
femur (monolithisch implantaat) of met twee implantaten in het femur, een ft en een fp
(modulair implantaat).
de resultaten zijn beter met modulaire implantaten, die na tien jaar goed tot uitstekend
zijn. deze implantaten vormen een prima alternatief voor een totale knieprothese om
bicompartimentele artrose te behandelen, met het oog op een goed functioneel resultaat
en een betere biomechanica, bij zorgvuldig geselecteerde patiënten die worden
geopereerd door chirurgen met ervaring wat deze techniek betreft.
Sternoclaviculaire pathologie
het sternoclaviculaire gewricht (sc-gewricht) is een
dubbel articulair synoviaal gewricht met een cruciale
functie. het sc-gewricht is het enige gewricht dat
de verbinding maakt tussen het axiaal skelet en de
bovenste extremiteit.
zowel traumatische als atraumatische pathologie
kunnen in meer of minder ernstige mate last
veroorzaken. de meest traumatische sc-luxaties
worden niet-operatief behandeld. enkel bij
posterieure luxaties is acute reductie aangewezen.
Bij mensen jonger dan 23 jaar dient steeds een
fractuur te worden uitgesloten, aangezien de mediale
clavicula-epifyse de laatste van de lange beenderen
is om te verschijnen en te sluiten vanaf de leeftijd 23
tot 25 jaar. atraumatische instabiliteit wordt het best
conservatief behandeld.
degeneratieve en reumatologische sc-pathologie
wordt initieel het best conservatief behandeld. dit
kan met nsaId en intra-articulaire cortisoninfiltraties.
nieuwe chirurgische technieken zoals artroscopie en
artroplastie kunnen misschien in de toekomst helpen
deze pathologieën beter te behandelen.