OrthO-rheumatO | VOL 11 | Nr 3 | 2013
20
sekoIa stelt strontIumranelaat voor
BIj artrose (7)
Olivier Bruyère (ULg) presenteerde de resultaten van de
SEKOIAstudie, een dubbelblinde, gerandomiseerde, pla
cebogecontroleerde studie die drie jaar liep, uitgevoerd
met 2g strontiumranelaat bij 1.371 patiënten met sympto
matische gonartrose. Strontiumranelaat resulteerde in
een significante WOMAC 20%-respons, vooral wat de pijn-
score (p < 0,001) en de functionele score betreft. Veelbelo
vend en te volgen, was zijn conclusie.
In die studie werd een MRI uitgevoerd bij een subgroep van
patiënten die 1 of 2g strontiumranelaat of placebo hadden
gekregen. Daarbij werd vastgesteld dat een dosis van 2g het
verlies van kraakbeenvolume in het tibiaplateau significant
verminderde na 12 en 36 maanden. Eenzelfde effect werd
waargenomen wat het subchondrale bot betreft (8).
BIsfosfonaat, heBt u een voorkeur?
De gemengde groep van Mickael Hiligsmann (ULg) heeft
257 patiënten met osteoporose gevraagd of ze een voor
keur hadden voor een bepaalde osteoporoseremmende
behandeling. Daarbij werd vastgesteld dat de wijze van toe
diening van het product van kapitaal belang is: de patiën
ten hadden een uitgesproken voorkeur voor maandelijkse
orale inname of subcutane injectie om de 6 maanden. Ze
zijn vooral bang voor gastrointestinale bijwerkingen. Ze
waren bereid om zelf wat meer te betalen om dat risico te
voorkomen (9).
In een andere studie werd aangetoond dat risedronaat
in een dosering van 35mg/week de porositeit van het sub-
periosteale bot na de menopauze vertraagt en die poreus
heid gedeeltelijk corrigeert bij oudere vrouwen (10).
rol voor nutraceutIca BIj artrose?
Hoewel de studies ter zake heterogeen zijn, kunnen we
toch enkele constanten onthouden: glucosaminesulfaat
en chondroïtinesulfaat hebben een gunstig effect op de
symptomen en de botstructuur bij artrose, onverzeepbare
extracten van avocado hebben een gunstig effect op de pijn
en de gewrichtsfunctie en er zijn ook almaar meer bewijzen
van de werkzaamheid van vitamine D en collageenhydro
lysaten. Die producten kunnen dus worden voorgeschreven
aan geselecteerde patiënten (12).
Symptomatische behandeling van artrose:
pijnstiller of NSAID? (11)
niet-opioïde pijnstillers en paracetamol zijn de
eerstelijnstherapie omdat ze goed worden verdragen,
op voorwaarde dat de toegestane dosering niet wordt
overschreden, vooral bij ouderen. toch werd in een
recente meta-analyse aangetoond dat de effectgrootte
van paracetamol niet zo groot is. opioïde pijnstillers
moeten worden voorbehouden voor resistente gevallen. de
patiënten geven vaak de voorkeur aan nsaId's, vooral de
coxibderivaten, omdat ze efficiënter zijn op korte termijn.
het blijft evenwel uitkijken voor gastro-intestinale, cardiale
en renale bijwerkingen. die bijwerkingen zijn niet te
voorspellen, zelfs op korte termijn. Intra-articulaire injecties
van corticosteroïden tot slot zijn plaatselijk zeer doeltreffend.
Vitamine D: 50nmol/l,
de aanvaardbare minimumdrempel
vitamine d-deficiëntie is nadelig voor de gezondheid van
het bot, maar heeft nog veel andere kwalijke gevolgen. In
meerdere epidemiologische studies werd aangetoond dat
een 25-oh-vitamine d-spiegel van 50nmol/l een minimum
is. als de spiegel lager is, zijn vitamine d-supplementen
van minstens 800-1.000Ie/d wenselijk. In sommige
gevallen is dat haalbaar met zuivelproducten of gepaste
voedingssupplementen. het ideaal is evenwel een
combinatie van vitamine d- en calciumsupplementen. Bij
fragiele bejaarden tot slot wordt momenteel gestreefd naar
een serumspiegel van minstens 75nmol/l (30ng/ml) (13).
referenties
1. lippuner k, roux C, Bone h, et al. denosumab treatment of postmenopausal women
with osteoporosis for 7 years: clinical fracture results from the first 4 years of the
freedom extension. esCo13-iof 2013. abstract#oC11.
2. agodoa i, kruse m, Parthan a, et al. denosumab for the treatment of male
osteoporosis in the elderly in sweden: a cost-effectiveness analysis. esCeo13-iof.
abstract#oC12.
3. gehlbach s, hooven f, wyman a, et al. Patterns of anti-osteoporosis medication use
among women at higher risk of fracture assessed by fraX: the glow study. esCeo13-iof.
abstract#oC13.
4. Cheung a, adachi j, khan a, et al. effect of teriparatide on fracture healing in patients
with nondisplaced incomplete atypical femur fractures. esCeo13-iof. abstract#oC15.
5. ammann P, rizzoli r. strontium ranelate treatment improves bone material level
properties in human transiliac bone biopsy specimens. esCeo13-iof. abstract#oC16.
6. Papapoulos s, mcClung m, franchimont n, et al. denosumab (dmab) treatment for
6 years maintains low fracture incidence in women >75 years with postmenopausal
osteoporosis. esCeo13-iof. abstract#oC19.
7. Bruyère o, richette P, Bellamy n, et al. strontium ranelate improves osteoarthritis
symptoms compared to placebo in patients with knee oa: the sekoia study. esCeo13-
iof. abstract#oC27.
8. Pelletier jP, roubille C, raynault jP, et al. disease modifying effect of strontium ranelate
in a phase 3 knee osteoarthritis study (sekoia) using quantitative mri; reduction in
bone marrow lesion size associated with cartilage protective effect. esCeo13-iof.
abstract#oC28.
9. hiligsmann m, dellaert B, dirksen C, et al. Patients' preferences for osteoporosis drug
therapy: a discrete choice experiment. esCeo13-iof. abstract#oC31.
10. Bala y, Chapurlat r, felsenberg d, et al. risedronate slows or partly reverses
microarchitecture deterioration depending on whether remodelling is perturbed or in
steady state. esCeo13-iof. abstract#oC40.
11. Pelletier jP. symptomatic management of osteoarthritis: analgesics versus nonsteroidal
antiinflammatory drugs. esCeo13-iof. abstract#se29.
12. Bruyère o. role of nutraceuticals in the symptomatic and structural management of
osteoarthritis. esCeo13-iof. abstract#se30.
13. rizzoli r. Population requirements for vitamine d. esCeo13-iof. abstract#se34.