![]() componenten met een verticale verplaatsing van de linker acetabulaire component. Verder waren er subtiele tekenen van loslating (osteolyse) van de femorale componenten op de CTscan aanwezig. quaat revisiemateriaal werden beide benen van de patiënt in tractie geplaatst. Na preoperatief onderzoek door de anesthesisten kon de patiënt drie dagen na het trauma behandeld worden. behandelen, tenzij de eerste zijde zeer vlot zou verlopen. De patiënt werd in linkerzijligging geïnstalleerd. De oude inci sie werd hernomen met uitbreiding naar proximaal en dis taal toe. Gebruikmakend van een klassieke posterieure toe gang werd een goede expositie van het rechterheupgewricht verkregen. De heupprothese kon makkelijk gedisloceerd worden en de femorale steel (die inderdaad los zat) werd zonder problemen verwijderd. Wegens de aanwezigheid van schroeven was de cup nog gefixeerd aan het bekken. Na het verwijderen van deze schroeven kon de acetabulaire com ponent eveneens zonder problemen verwijderd worden. Aanwezig debris werd opgeruimd en het acetabulum werd gereamd zodat er een nietgecementeerde cup geplaatst kon worden. Deze werd met drie schroeven gefixeerd in het ileum. Aangezien de originele steel niet gecementeerd werd, dienden we enkel het fibreus weefsel rondom de steel te verwijderen. Na reductie van de fractuur werden drie cerclagedraden geplaatst rondom de femur. Na het reamen van het mergkanaal werd een lange nietgecementeerde en volledig gecoate revisiesteel geplaatst. De heup werd succes vol gereduceerd en de wonde werd gesloten in lagen. In totaliteit was er een bloedverlies van 400 milliliter. Na overleg met de anesthesist werd besloten de revisie van de peri prothetische heupfractuur aan de linkerzijde in eenzelf de tijd te verrichten. Deze procedure was vergelijkbaar met de rechterzijde. Wel was het noodzakelijk bot allogreffen in het acetabulum te gebruiken wegens ernstig botverlies voornamelijk lateraal. Het uiteindelijke resultaat is zicht baar op figuur 2. Het totale bloedverlies was 1.000 milli liter. Onmiddellijk postoperatief was het hemoglobine gehalte 8,5g/dl. Hoewel de patiënt gedurende de gehele procedure stabiel bleef, werd er toch besloten de patiënt op te nemen op de dienst intensieve zorgen. Na twee dagen werd de patiënt overgeplaatst naar de orthopedische af deling en kon hij uiteindelijk na veertien dagen het ziekenhuis verlaten in goede algemene toestand. Omdat er sprake was van een bilaterale fractuur werd partiële steunname toe gelaten. Revalidatie werd in het ziekenhuis opgestart en ge durende drie maanden voortgezet in een revalidatie centrum. Postoperatief waren er geen majeure complicaties en na negen maanden kon de patiënt zonder krukken wandelen. na een totale heupprothese pen worden ingedeeld: per en postoperatief opgelopen fracturen. De peroperatieve incidentie is 0,11% bij gece menteerde femorale componenten (24) en 318% bij ongecementeerde femorale componenten bij primaire heupprothesen (2, 3, 5, 6). De hogere incidentie van de ongecementeerde groep is te wijten aan de meer specifieke preparatie van het endomedulaire kanaal en het plaatsen van de definitieve prothese. Tijdens revisies is de inciden tie van peroperatieve fracturen nog hoger, 3,66,3% in de gecementeerde groep en 17,620,9% in de ongecementeer de groep (2, 3, 5, 7). De hogere incidentie van peropera tieve fracturen tijdens revisies kan verklaard worden door de moeilijkere dislocatie van de bestaande prothese (grote krachten tussen steel en bot), de vaak slechtere kwaliteit van femoraal bot, het verwijderen van cement, reaming van het femurkanaal en de plaatsing van de definitieve (on)gecementeerde prothese. Het postoperatieve fractuur risico is kleiner dan 1% bij primaire heupprothesen en 2,3 tot 4,2% na een revisie (2, 4, 810). Het postoperatieve fractuurrisico is de eerste maanden na plaatsing van de prothese groter bij ongecementeerde dan bij gecemen teerde femorale componenten. Het fractuurrisico is vanaf |