background image
OrthO-rheumatO | VOL 11 | Nr 3 | 2013
36
één jaar postoperatief gelijk voor gecementeerde en onge
cementeerde prothesen.
Hoewel er een groot aantal verschillende classificaties voor
periprothetische fracturen zijn (Oregon (11), Jensen (12),
Whittaker (13), Bathea (14), Johansson (15), Stuchin (16),
Mallory (17), Cooke en Newman (18) en Schwartz (19)), is
de meest gebruikte en de best klinisch toepasbare classifi
catie de Vancouverclassificatie (20, 21).
De Vancouverclassificatie verdeelt de verschillende typen
van periprothetische femorale heupfracturen in drie groe
pen: A, B en C. Type Afracturen zijn periprothetische
femurfracturen waarbij de trochanterregio betrokken is:
A
G
fracturen betreffen de grote (greater) trochanter en
A
L
fracturen betreffen de kleine (lesser) trochanter. Type
B zijn fracturen rondom de femorale component: B1frac
turen zijn periprothetische fracturen met een femorale
component die nog botingroei heeft, B2fracturen zijn
fracturen waarbij de femorale component los zit van het
bot en B3fracturen zijn fracturen waarbij er duidelijk
botdeficiëntie is rondom de femorale component. Type
Cfracturen zijn fracturen rondom de tip van de femorale
component of distaal hiervan.
Deze classificatie is van groot belang aangezien elke sub
groep een specifieke behandeling vereist. Type A
L
fracturen
worden conservatief behandeld, net als type A
G
fracturen
met minimale verplaatsing tussen de fractuurelementen.
Een conservatieve behandeling dient enkel in deze
specifieke fracturen te worden toegepast, omdat er een
groot risico op non- (2542%) en mal-union (> 45%) be
staat bij het conservatief behandelen van periprothetische
femurfracturen (1416). Wanneer er een verplaatsing is van
twee centimeter of meer bij de A
G
type fracturen, dient dit
behandeld te worden met een open reductie en fixatie met
cerclage en/of plaat- en schroefosteosynthese. Type B1-
fracturen worden eveneens behandeld met cerclage- en/of
plaat en schroefosteosynthese. Type B2 en B3fracturen
worden het best behandeld met een revisie van de prothese
waarbij of de originele steel wordt vervangen door een lan
gere gecementeerde/ongecementeerde revisiesteel of een
lange gecementeerde steel wordt geplaatst. Bijkomende
fixatie kan verkregen worden door middel van gestutte
corticale allogreffen. Dit is het meest aangewezen bij type
B3-fracturen waarbij er sprake is van botdeficiëntie. Type
Cfracturen worden behandeld als gewone middiafysaire
fracturen met open reductie en fixatie met behulp van
plaat en schroeven, cerclagedraden of gebruikmakend van
een retrograde endomedullaire osteosynthese waarbij men
erop moet letten dat de afstand tussen endomedullaire na
gel en de prothese minimaal zes centimeter is of twee keer
de diameter van het femur (een kortere afstand vergroot de
kans op stressfracturen).
conclusIe
Behandeling van deze traumata (zoals besproken in onze
casus) vereist een goede preoperatieve planning: de pa
tiënt dient in een zo optimaal mogelijke fysieke toestand
figuur 2: resultaat na een revisie van totale heupprothesen door middel van bilaterale lange revisiestelen en cerclagedraden. Bemerk de gebruikte
allogreffen ter hoogte van het linkeracetabulum.