![]() ook duidelijk genetische overlapping te bestaan tussen IBD en SpA. Zo bleken bepaalde polymorfismen in het IL23- receptorgen geassocieerd te zijn met zowel SpA als ziekte van Crohn (13, 14). De Th17/IL23-as is een vrij recent ontdekte inflammatoire pathway die een belangrijke rol speelt in verschillende auto-immuunziekten. De drie poly- morfismen in het NOD2 (CARD15)-gen die geassocieerd zijn met de ziekte van Crohn, zijn weliswaar globaal niet toegenomen bij SpA-patiënten, maar bleken wel verhoogd te zijn bij SpA-patiënten met chronische darminflammatie (15). Omgekeerd bleek dat de prevalentie van HLA B27 verhoogd is bij IBD-patiënten die ook spondylitis of sacro- iliitis hebben (8). monoklonale antistoffen tegen TNF-alfa zowel bij patiën- ten met IBD als met SpA effectief. Dit alles wijst op een, minstens gedeeltelijke, gemeenschappelijke pathogenese van SpA en IBD. spelen in het ontstaan van IBD. De belangrijkste hypothese hierbij gaat uit van een verlies van tolerantie voor darm- commensalen dat resulteert in een algemene dysbiose (16). Uit moleculair-fylogenetische studies kwam naar voor dat de samenstelling van de totale darmflora (het microbioom) bij patiënten met IBD anders is dan bij een gezonde controle- populatie. Bij IBD-patiënten bleek er een verminderde microbioomdiversiteit te zijn en een afname van protec- tieve Firmicutes en Bacteroidetes. Het is niet duidelijk of dit laatste een primair dan wel secundair gebeuren is (17). cruciale bijdrage van darmbacteriën: HLA-B27-transgene ratten, die een ziektebeeld ontwikkelen gelijkaardig aan SpA, ontwikkelen geen artritis of colitis wanneer ze in een kiemvrije omgeving worden gehouden (18). Daarenboven bleken antimicrobiële antilichamen geassocieerd met IBD, meer bepaald ASCA, anti-ompC en pANCA, ook bij SpA- patiënten (zonder IBD) aanwezig te zijn (19, 20). SpA als IBD het gevolg is van een complexe interactie tussen gastheer (genetische predispositie) en omgevings- factoren, meer bepaald micro-organismen uit de darm. Verstoorde interacties met darmbacteriën, door bv. dys- functie van het intestinaal epitheel, hyperresponsiviteit van het immuunsysteem of een lokale pro-inflammatoire cytokineshift, zouden bij genetisch gepredisponeerde mensen een acute inflammatie in de darm kunnen veroor- zaken. Deze darminflammatie lokt in het geval van SpA vervolgens gewrichtsinflammatie uit via een onvolledig bekend mechanisme. Verschillende immunologische studies van lymfocyten en macrofagen tussen darm en gewricht als (gedeeltelijke) verklaring voor het samengaan van darm- en gewrichtsinflammatie (21). Volgens deze hypothese zouden lymfocyten door bacteriële antigenen in de darm geprimed kunnen worden en vervolgens preferentieel naar de gewrichten migreren. Hier zouden ze dan mogelijk door zelf-antigenen gereactiveerd kunnen worden. Intesti- nale macrofagen zouden bacteriële componenten kunnen opnemen en vervolgens presenteren aan lymfocyten in het synovium (22). acute inflammatie niet opklaart, is gestoorde immuun- regulatie (afwezigheid van negatieve feedback) waardoor er een overgang naar een chronische inflammatoire respons optreedt die kenmerkend is voor SpA en IBD. Hoe deze transitie van acute naar chronische inflammatie precies in zijn werk gaat, is echter nog niet duidelijk. WIe loopt het hoogSte rISIco? tiënten met SpA microscopisch inflammatoire darmletsels. Toch is er sinds de eerste publicatie van deze bevindingen (1984-1985) veel veranderd binnen de SpA-wereld, met onder andere de komst van MRI. Die stelt ons niet enkel in staat de ziekte in een vroege fase op te sporen, ook de verbeterde hygiëne heeft geleid tot veranderde blootstel- ling aan, en kolonisatie met, micro-organismen (hygiëne- hypothese). Dit heeft geleid tot een shift in pathologie, waardoor we ons de vraag kunnen stellen of de prevalentie van mucosale inflammatie niet veranderd zou zijn. SpA toonde echter een vergelijkbare prevalentie van mi- croscopisch darmlijden (23). Bij de patiënten met axiale SpA was darminflammatie onafhankelijk geassocieerd met mannelijk geslacht, hoge ziekteactiviteit (Bath Ankylosing Spondylitis Disease Activity Index), verminderde axiale mobiliteit (Bath Ankylosing Spondylitis Metrology Index) en jonge leeftijd. De prevalentie van darminflammatie was vergelijkbaar tussen de patiënten met niet-radiografische axiale SpA en patiënten met ankyloserende spondylitis, en onafhankelijk van HLA-B27-positiviteit of andere extra- articulaire manifestaties. darmlijden uitwijzen. Zo zouden klinische studies waarbij de invloed wordt bekeken van een therapeutische strategie in aan- of afwezigheid van darminflammatie op de evolutie van het darm- en gewrichtslijden, uitermate interessant zijn. |