![]() deld, alleszins op therapeutisch vlak en op het vlak van onderzoek. Toch zijn bepaalde, op het congres van het ACR gepresenteerde studies niet van de minste", merkt prof. Yves Henrotin op. Een voorbeeld is IDEA (1), waarin de effecten van voeding en lichaamsbeweging op de structu rele evolutie van artrose werden geëvalueerd. Het uitgangspunt voor deze studie waren de internationale aanbevelingen, waarin gewichtsverlies bovenaan de lijst van te nemen maatregelen staat. Deze aanbevelingen wor- den ondersteund door de vaststellingen van Richette et al. die aantoonden dat gewichtsverlies aanleiding geeft tot een duidelijke verbetering van de collageensynthese en een vermindering van de afbraak van kraakbeen (2). Hetzelfde geldt voor de bevindingen van een Australisch team, dat een verbetering van de proteoglycanenconcentratie en een ver- mindering van het verlies van kraakbeendikte aantoonde in de loop van de 12 maanden volgend op een aanzienlijk, al dan niet chirurgisch verkregen gewichtsverlies (3). vestigd. Dat is wat een Amerikaans team probeerde door 3 groepen te volgen (dieet voor een dagelijkse energie- reductie van 800-1.000 kcal, dieet + lichaamsbeweging, lichaamsbeweging volgens een gestructureerd schema in een gevalideerd centrum tijdens de eerste 6 weken, daar- na op een plaats die de patiënten zelf kozen) met als doel om op 18 maanden 10% van hun gewicht te verliezen. De controlegroep bestond uit patiënten die lichaamsbewe- ging moesten nemen zonder dat ze werden verplicht om gewicht te verliezen. De 454 gerandomiseerde patiënten, met een BMI tussen 27 en 40 en een Kellgren-Lawrence- score van 2-3, vertoonden een voortreffelijke compliance (meer dan 85% maakte de studie volledig af). vervolgens in de groepen in `monotherapie' en bleef ver- beteren in de groep die de twee methodes combineerde (Figuur 1). Er was daarentegen geen verschil op struc- tureel vlak, noch op het vlak van beeldvorming (oedeem, synovitis, zwelling, dikte van het kraakbeen, blootliggend subchondraal bot). "Conclusie: weinig informatie ten op- zichte van de controlegroep, aldus Yves Henrotin, en geen structureel effect, al is de pijn duidelijk minder als de twee methodes worden gecombineerd." bIj artroSe van de hand (4)? de hand is refractair voor pijnstillers en NSAID's, wat vaak een ernstige handicap met zich brengt, vooral in de ero- sieve vorm. Omdat TNF-alfa betrokken is bij het ontstaan beren. Daarom injecteerde een Frans team tweemaal 40mg adalimumab met een interval van 2 weken (n - 41) of een placebo (n = 39), met de mogelijkheid om pijnstillers toe te dienen (maar geen NSAID's) aan patiënten met ten minste 3 aangetaste interfalangeale gewrichten en een Kellgren- score > 2, die niet reageren op pijnstillers en NSAID's. Het primaire criterium was een verbetering met meer dan 50% van de pijnscore: een nevenstudie moest de invloed van de behandeling op uiteenlopende kraakbeen- of inflamma- toire biomarkers aantonen. aantal responders vergelijkbaar was in de twee groepen, zonder verschil voor de bestudeerde secundaire parame- ters. Er was ook geen verband tussen de TNF-alfaconcen- tratie in het begin van de studie en de variatie daarvan in de loop van de studie. Moest nog worden uitgezocht of het niet beter was geweest om het aantal injecties te verho- gen of het radioklinisch profiel van de patiënten beter te onderzoeken. Een deel van het antwoord op die vraag was mogelijk te vinden in een studie van de universiteit van Kansas, waarin intra-articulair infliximab bij artrose van de knie werd voorgeschreven (5). De studie wees uit dat de patiënten die op de behandeling reageerden, diegenen waren met de hoogste WOMAC-score, diegenen die leden aan de meest ernstige vorm op structureel vlak en diegene, die leden aan op basis van een biopsie bevestigde synovitis. "De behandeling van artrose met anti-TNF's zou kunnen worden beperkt tot de patiënten met het sterkste inflam- matoire profiel", luidt de conclusie van Yves Henrotin. |