![]() ManIfeStatIeS locomotorische aantasting, ook andere orgaansystemen betrokken kunnen zijn. Deze extra-articulaire manifesta- ties kunnen in twee groepen verdeeld worden. De concept- gerelateerde manifestaties zoals inflammatoire darmziekten, psoriasis en uveïtis houden verband met het SpA-ziekte- beeld, komen veel voor (globaal 20-60 procent) en ver- tonen soms een parallel verloop met de gewrichtsaan- tasting. Ze brengen een belangrijke comorbiditeit met zich mee en zijn mede bepalend voor de therapiekeuze (5). De niet-conceptgerelateerde manifestaties zijn veeleer een ge- volg van chronische inflammatie en treden slechts zelden op. Het gaat hierbij om cardiopulmonaire aantasting, nier- ziekten en neurologische aantasting (Tabel 1). Deze mani- festaties treden voornamelijk op bij lang bestaande ziekte en houden geen verband met de gewrichtssymptomen (6). en darminflammatie. Inflammatoire darmziekten (IBD) treden op bij 5-10 procent van de patiënten met ankylo- serende spondylitis. Omgekeerd krijgt tot 10 procent van de patiënten met IBD gewrichtsaantasting volgens het ty- pische patroon van SpA (8). De klassieke therapieën voor IBD zoals sulfasalazine en azathioprine hebben geen effect op de axiale symptomen van SpA. Monoklonale antistoffen tegen TNF alfa zijn echter zowel bij patiënten met IBD als met SpA effectief, waarbij er op dit moment meer bewijs- materiaal beschikbaar is voor infliximab. Etanercept daar- entegen bleek niet effectief te zijn bij IBD (6). en gewrichtsinflammatie was de klinische observatie artritis kan optreden na een darminfectie met bepaalde gram negatieve bacteriën zoals Salmonella typhimurium, Yersinia enterocolitica, Shigella en Campylobacter jejuni. Deze reactieve artritis is vaak zelflimiterend. Toch ont- wikkelt 20 procent van de patiënten later ankyloserende spondylitis (9). tot 60 procent van SpA-patiënten microscopische tekenen van darminflammatie vertoont. Hierbij werden morfo- logisch twee soorten van inflammatie onderscheiden: een acute vorm, lijkend op een infectieuze enterocolitis, en een chronisch inflammatietype. Deze laatste vorm lijkt zowel morfologisch als immunohistochemisch zeer sterk op de inflammatie die gezien wordt bij de ziekte van Crohn en kan dus beschouwd worden als een vroeg stadium van deze ziekte. Acute inflammatie werd vaker gezien bij reactieve artritis, terwijl de chronische vorm meer voorkwam bij spondylitis ankylosans (10, 11). duidelijk klinisch verband tussen de darm- en gewrichts- inflammatie. Remissie van gewrichtsinflammatie was geassocieerd met het verdwijnen van de darmletsels. Daarnaast bleken patiënten met chronische darminflam- matie bij presentatie een hoger risico te hebben op een evolutie naar ankyloserende spondylitis. Microscopische darm inflammatie bij diagnose was, samen met een hoog CRP en HLA-B27-negativiteit, eveneens een risicofactor voor het ontwikkelen van van IBD. Ongeveer 20 procent van de patiënten met chronische darminflammatie bij presentatie evolueerde in de volgende vijf jaar naar dui- delijke IBD. Bij afwezigheid van microscopische darmin- flammatie bij presentatie was de kans op het ontwikkelen van IBD veel kleiner. Inname van NSAID's bleek geen invloed te hebben op de prevalentie van microscopische darminflammatie (12). |