background image
wegens bijwerkingen, maar de behandeling moet maar zelden worden
stopgezet (7% in de Zelborafgroep) (7).
Er worden meerdere wegen geëxploreerd om eventuele resistentie tegen
Zelboraf te boven te komen: remming van MEK, een combinatiethera-
pie met een BRAF-remmer en een MEK-remmer, en een geneesmiddel
gericht tegen de AKT-mTOR-weg.
Hoe de cutane bijwerkingen
aanpakken?
Fotosensitiviteit en huiduitslag zijn de belangrijkste cutane bijwer-
kingen. Fotosensitiviteit kan worden voorkomen door toereikende
beschermingsmaatregelen te nemen. Ze is toe te schrijven aan gevoe-
ligheid voor uv A. "We mogen daarbij niet vergeten dat UVA door glas
gaat", onderstreept prof. Véronique del Marmol (Erasmusziekenhuis,
ULB). Daarom is een zonnecrème met beschermingsfactor 50 vereist in
plaats van 30. Zonnecrème factor 30 beschermt niet tegen UVA. Ook de
lippen moeten worden beschermd en de crème moet om de twee uur
worden ververst. Kleding beschermt evenwel beter dan zonnecrème.
De huiduitslag moet correct worden gediagnosticeerd voor een behan-
deling wordt gestart. Er kunnen vier soorten letsels optreden: erythema
multiforme, erytrodermie, acneachtige uitslag en maculopapuleuze uit-
slag. Alleen de eerste drie vormen kunnen evolueren naar een graad 4
en ernstige gevolgen met zich meebrengen, vooral bij aantasting van het
slijmvlies of biologische aantasting (12).
Het frequentste letsel is maculopapuleuze uitslag. Meestal geneest de
uitslag na 4-6 weken. Zo nodig kunnen antihistaminica en topische of
orale corticoïden worden voorgeschreven (13).
Er kunnen nog andere cutane bijwerkingen optreden (12, 13) met
aantasting van het hoofdhaar en het lichaamshaar. Stimulering van de
keratinocyten kan een obstructie van de talgklieren teweegbrengen die
zich kan uiten in folliculitis, pilaire keratose, suppuratieve hydradenitis,
palmoplantaire hyperkeratose, papillomen, acantolytische dyskerato-
se... Ook werden haarverlies en verandering van de structuur of de kleur
van het haar en de nagels beschreven. Meestal hoeft de behandeling met
Zelboraf niet te worden stopgezet en volstaan de juiste preventieve maat-
regelen en een symptomatische behandeling.
Proliferatie van de keratinocyten (23-30%) kan ook leiden tot de
vorming van goedaardige huidtumoren zoals milia, verrukeuze keratose,
kerato-acanthoom of een spinocellulair carcinoom (13). De behandeling
is niet moeilijk (excisie, cryotherapie...) en er worden nog andere sporen
geëxploreerd om de behandeling te verbeteren.
Zelboraf kan panniculitis (14) en hyperpigmentatie of wijziging van naevi
veroorzaken (15). Een gedigitaliseerde dermatologische follow-up van
bepaalde letsels zou dan ook niet slecht zijn om evolutie naar een de
novo-melanoom te voorkomen (16).
Referenties
1.
Garnett MJ et al. Cancer Cell 2004;6:313-9.
2.
Curtin JA et al. N Engl J Med 2005;353:2135-47.
3.
Chapman PB et al. N Engl J Med 2011;364:2507-16.
4.
Flaherty KT et al. N Engl J Med 2010;363:809-19.
5.
Sala et al. Cancer res 2008;6:751-9.
6.
Bloom KJ et al. J Clin Oncol 2011;29(suppl; abstr 10523).
7.
Chapman PB et al., oral abstract session, ASCO 2012, abstract 8502.
8.
Sosman J et al. N Engl J Med 2012;366:707-14.
9.
Schuchter L et al. ASCO 2012, poster 8567.
10. Lebbé C et al. ASCO 2012, poster 100861.
11. Dummer R et al. ESMO 2012 Poster abstract 1125.
12. Chen AP et al. J Am Acad Dermatol 2012;67:1025-39.
13. Lacouture ME et al. Oncologist 2013;18:314-22.
14. Zimmer L et al. Arch Dermatol 2012;148:357-61.
15. Haenssle H et al. Arch Dermatol 2012;148:1183-5
16. Zimmer L et al. J Clin Oncol 2012;30:2375-83.
SMPC Zelboraf NL 20120217
Zelboraf 240 mg: 39.44*/tab
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL: Zelboraf 240 mg filmomhulde tabletten. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING: elke tablet bevat 240 mg vemurafenib (als
een gecombineerde neerslag van vemurafenib en hypromelloseacetaatsuccinaat).
FARMACEUTISCHE VORM: filmomhulde tablet (tablet). Rozeachtig-witte tot oranje-witte, ovale,
biconvexe filmomhulde tabletten van ongeveer 19 mm, met "VEM" op één zijde gegraveerd.
THERAPEUTISCHE INDICATIES: Vemurafenib is geïndiceerd als monotherapie voor de
behandeling van volwassen patiënten met een inoperabel of gemetastaseerd melanoom dat positief is voor de BRAF V600-mutatie.
DOSERING EN WIJZE VAN TOEDIENING: de
behandeling met vemurafenib dient geïnitieerd te worden door en onder toezicht plaats te vinden van een bevoegd arts met ervaring met het gebruik van oncologische geneesmiddelen.
Alvorens vemurafenib te gebruiken, moeten patiënten een bevestiging hebben dat de tumor positief is voor de BRAF V600-mutatie, door middel van een gevalideerde test.
Dosering: de
aanbevolen dosering van vemurafenib is 960 mg (4 tabletten van 240 mg) tweemaal daags (gelijk aan een totale dagelijkse dosis van 1.920 mg). De eerste dosis dient `s ochtends
ingenomen te worden en de tweede dosis dient ongeveer 12 uur later, in de avond, ingenomen te worden. Elke dosis moet altijd op dezelfde manier ingenomen worden, d.w.z. met of
zonder een maaltijd.
Duur van de behandeling: behandeling met vemurafenib moet voortgezet worden tot progressie van de ziekte of het optreden van onacceptabele toxiciteit.
Gemiste doses: wanneer een dosis wordt gemist, kan deze worden ingenomen tot 4 uur voorafgaand aan de volgende dosis om zo het tweemaal daagse schema te behouden. Beide
doses mogen niet gelijktijdig ingenomen worden.
Braken: in geval van braken nadat vemurafenib is ingenomen, dient de patiënt geen extra dosis van het geneesmiddel te nemen, maar
de behandeling ongewijzigd voort te zetten.
Doseringsaanpassingen: voor het behandelen van bijwerkingen of QTc-verlenging kan het nodig zijn om de dosering te verlagen, de
toediening tijdelijk te onderbreken en/of de behandeling te staken. Aanpassing van de dosering tot minder dan 480 mg tweemaal daags wordt niet aanbevolen. Wanneer de patiënt
plaveiselcelcarcinoom van de huid (Cutaneous Squamous Cell Carcinoma, cuSCC) ontwikkelt, wordt het aanbevolen om de behandeling voort te zetten zonder aanpassing van de dosis
vemurafenib.
Schema voor doseringsaanpassing gebaseerd op de graad van iedere bijwerking (Adverse Event, AE). Graad (CTC-AE)
(a)
- Aanbevolen doseringsaanpassing.
Graad 1 of graad 2 (draaglijk): handhaaf vemurafenib met een dosering van tweemaal daags 960 mg. Graad 2 (ondraaglijk) of graad 3: 1e waarneming van iedere graad 2 of 3 AE:
Onderbreek behandeling tot verbetering naar graad 0 ­ 1. Hervat toediening met tweemaal daags 720 mg (of tweemaal daags 480 mg indien de dosis al eerder verlaagd was). 2e
waarneming van iedere graad 2 of 3 AE of persistentie na onderbreking van de behandeling: onderbreek behandeling tot verbetering naar graad 0 ­ 1. Hervat toediening met tweemaal
daags 480 mg (of staak behandeling definitief indien de dosering al eerder verlaagd was naar tweemaal daags 480 mg). 3e waarneming van iedere graad 2 of 3 AE of persistentie na
een tweede dosisreductie: de behandeling definitief staken. Graad 4: 1e waarneming van iedere graad 4 AE: de behandeling definitief staken of onderbreek behandeling tot verbetering
naar graad 0 ­ 1. Hervat toediening met tweemaal daags 480 mg (of staak behandeling definitief indien de dosis al eerder verlaagd was naar tweemaal daags 480 mg). 2e waarneming
van iedere graad 4 AE of persistentie van iedere graad 4 AE na een eerste dosisreductie: de behandeling definitief staken.
(a)
De hevigheid van klinische bijwerkingen zoals gegradeerd
door de `Common Terminology Criteria for Adverse Events' v4.0 (CTC-AE). Blootstellingsafhankelijke verlenging van het QT-interval werd gezien in een open-label fase II-studie zonder
controlegroep bij patiënten met een gemetastaseerd melanoom die eerder behandeld werden. Voor het behandelen van QTc-verlenging kan het nodig zijn om specifieke
controlemaatregelen te nemen.
Schema voor doseringsaanpassing gebaseerd op verlenging van het QT-interval. QTc-waarde - Aanbevolen doseringsaanpassing. QTc>500 ms bij
baseline: behandeling wordt niet aanbevolen. Toename van QTc heeft een waarde van zowel >500 ms als >60 ms verandering van de waarde ten opzichte van voor de behandeling: de
behandeling definitief staken. 1e waarneming van QTc>500 ms gedurende de behandeling en de verandering van de waarde ten opzichte van voor de behandeling blijft <60 ms:
onderbreek behandeling tijdelijk totdat QTc lager is dan 500 ms. Hervat toediening met tweemaal daags 720 mg (of tweemaal daags 480 mg indien de dosis al eerder verlaagd was). 2e
waarneming van QTc>500 ms gedurende de behandeling en de verandering van de waarde ten opzichte van voor de behandeling blijft <60 ms: onderbreek behandeling tijdelijk totdat
QTc lager is dan 500 ms. Hervat toediening met tweemaal daags 480 mg (of staak behandeling definitief indien de dosis al eerder verlaagd was naar tweemaal daags 480 mg). 3e
waarneming van QTc>500 ms gedurende de behandeling en de verandering van de waarde ten opzichte van voor de behandeling blijft <60 ms: De behandeling definitief staken.
Speciale bevolkingsgroepen: Ouderen: er is geen speciale doseringsaanpassing nodig voor patiënten >65 jaar oud. Patiënten met een verminderde nierfunctie: er zijn beperkte
gegevens beschikbaar bij patiënten met een verminderde nierfunctie. Een risico op toegenomen blootstelling bij patiënten met een ernstig verminderde nierfunctie kan niet worden
uitgesloten. Patiënten met een ernstig verminderde nierfunctie moeten nauwlettend gecontroleerd worden. Patiënten met een verminderde leverfunctie: er zijn beperkte gegevens
beschikbaar bij patiënten met een verminderde leverfunctie. Omdat vemurafenib door de lever geklaard wordt, kunnen patiënten met een matig tot ernstig verminderde leverfunctie een
toegenomen blootstelling hebben en moeten ze nauwlettend gecontroleerd worden. Pediatrische patiënten: de veiligheid en werkzaamheid van vemurafenib is nog niet vastgesteld bij
kinderen en adolescenten (< 18 jaar). Er zijn geen gegevens beschikbaar. Niet-blanke patiënten: de veiligheid en werkzaamheid van vemurafenib zijn niet vastgesteld bij niet-blanke
patiënten. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening: Vemurafenib-tabletten moeten in hun geheel met water doorgeslikt worden. Vemurafenib-tabletten mogen niet
gekauwd of vergruisd worden.
CONTRA-INDICATIES: overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen. BIJWERKINGEN:
Samenvatting van het veiligheidsprofiel: de meest voorkomende bijwerkingen (> 30%) die bij vemurafenib werden gemeld zijn gewrichtspijn, vermoeidheid, uitslag,
lichtgevoeligheidsreacties, misselijkheid, alopecia en pruritus. CuSCC werd zeer vaak gemeld en werd meestal behandeld door lokale excisie. Tabel met een samenvatting van de
bijwerkingen: bijwerkingen die werden gemeld bij patiënten met melanoom zijn hieronder weergegeven naar systeem/orgaanklassen, frequentie en graad van ernst volgens MedDRA.
De volgende termen zijn gebruikt voor de classificatie van frequentie: Zeer vaak 1/10; Vaak 1/100, < 1/10; Soms 1/1.000, < 1/100; Zelden 1/10.000, < 1/1.000; Zeer zelden <
1/10.000. In deze rubriek zijn de bijwerkingen gebaseerd op resultaten van 500 patiënten uit een gerandomiseerde, open-label, fase III-studie bij volwassen patiënten met inoperabel of
stadium IV-melanoom die positief zijn voor de BRAF V600-mutatie. Daarnaast zijn de bijwerkingen tevens gebaseerd op de resultaten van een fase II-studie met één behandelarm bij
patiënten met stadium IV-melanoom die positief zijn voor de BRAF V600-mutatie, bij wie tenminste één voorafgaande systemische therapie gefaald had. Alle opgenomen termen zijn
gebaseerd op het hoogste percentage dat werd waargenomen in de fase II en fase III klinische studies. Binnen elke frequentiegroep worden bijwerkingen weergegeven in volgorde van
afnemende ernst en deze werden gemeld met gebruik van de NCI-CTCAE v 4.0 (`common toxicity criteria') voor de beoordeling van toxiciteit.
Bijwerkingen voorkomend bij patiënten
die behandeld werden met vemurafenib in de fase II- of fase III-studie. Zeer vaak 1/10: plaveiselcelcarcinoom van de huid
(c)
, keratosis seborrhoica, papilloom van de huid,
verminderde eetlust, hoofdpijn, dysgeusie, hoest, diarree, braken, misselijkheid, obstipatie, lichtgevoeligheidsreactie, actinische keratose, uitslag, maculopapulaire uitslag, papulaire
uitslag, pruritus, hyperkeratose, erytheem, alopecia, droge huid, zonnebrand, spierpijn, gewrichtspijn, pijn in de extremiteiten, skeletspierpijn, rugpijn, vermoeidheid, koorts, perifeer
oedeem, asthenie, toename GGT
(b)
. Vaak 1/100, < 1/10: folliculitis, Basaalcelcarcinoom, paralyse 7e hersenzenuw, uveïtis, palmoplantair erytrodysesthesiesyndroom, erythema
nodosum, keratosis pilaris, artritis, toename ALAT
(b)
, toename alkalische fosfatase
(b)
, toename bilirubine
(b)
, gewichtsverlies. Soms 1/1.000, < 1/100: perifere neuropathie, occlusie vena
retina, vasculitis, toxische epidermale necrolyse
(d)
, Stevens-Johnsonsyndroom
(e)
, toename ASAT
(b)
. Omschrijving van specifieke bijwerkingen: Verhoging van leverenzymen
(b)
:
leverenzymafwijkingen die gemeld werden in de fase III klinische studie zijn hieronder weergegeven als het deel van de patiënten dat een verschuiving heeft ervaren van de
leverenzymafwijkingen van baseline naar graad 3 of 4: zeer vaak: GGT; vaak: ALAT, alkalische fosfatase, bilirubine; soms: ASAT. Er was geen verergering naar graad 4 ALAT,
alkalische fosfatase of bilirubine. Plaveiselcelcarcinoom van de huid (c) (cuSCC): er zijn gevallen van cuSCC gemeld bij patiënten die behandeld werden met vemurafenib. De incidentie
van cuSCC was ongeveer 20% bij patiënten die met vemurafenib behandeld werden in studieverband. Het merendeel van de weggesneden laesies werd geclassificeerd als SCC-
keratoacanthomasubtype of met mixed-keratoacanthomakenmerken (52%). Deze beoordeling werd uitgevoerd door een onafhankelijk centraal dermatopathologisch laboratorium. De
meeste laesies die geclassificeerd werden als "overigen" (43%) waren goedaardige huidlaesies (bijv. verruca vulgaris, actinische keratose, benigne keratose, cyste/benigne cyste).
CuSCC kwam meestal in een vroeg stadium van de behandeling voor met een mediane tijd tot de eerste verschijning van 7 tot 8 weken. Van de patiënten die cuSCC ontwikkelden, had
ongeveer 33% > 1 incident met een mediane tijd van 6 weken tussen de incidenten. Gevallen van cuSCC werden over het algemeen behandeld met eenvoudige excisie, en patiënten
vervolgden over het algemeen de behandeling zonder een doseringsaanpassing. Nieuw primair melanoom: in klinisch onderzoek zijn nieuwe primair maligne melanomen gerapporteerd.
Deze melanomen werden weggesneden en de behandeling werd zonder doseringsaanpassing voortgezet. Controle op huidlaesies dient te gebeuren. Overgevoeligheidsreacties
(d)
:
ernstige overgevoeligheidsreacties, waaronder anafylaxie, zijn gemeld in verband met vemurafenib. Ernstige overgevoeligheidsreacties zijn onder andere Stevens-Johnsonsyndroom,
gegeneraliseerde uitslag, erytheem of hypotensie. Bij patiënten met ernstige overgevoeligheidsreacties dient de behandeling met vemurafenib definitief gestaakt te worden.
Dermatologische reacties
(e)
: ernstige dermatologische reacties, waaronder zeldzame gevallen van Stevens-Johnsonsyndroom en toxische epidermale necrolyse, zijn gerapporteerd bij
patiënten die vemurafenib gebruikten in de klinische kernstudie. De behandeling met vemurafenib dient definitief gestaakt te worden bij patiënten die een ernstige dermatologische
reactie ervaren. Verlenging van het QT-interval: in een open-label fase II QT-substudie zonder controlegroep (NP22657) werd een analyse uitgevoerd van gecentraliseerde ECG-
gegevens van 132 patiënten die gedoseerd werden met tweemaal daags 960 mg vemurafenib. Deze analyse toonde een blootstellingsafhankelijke verlenging van het QTc-interval. Het
gemiddelde QTc-effect bleef stabiel tussen 12-15 ms tot voorbij de eerste behandelmaand, waarbij de grootste gemiddelde verlenging van het QTc-interval (15,1 ms; bovengrens 95%
BI: 17,7 ms) werd waargenomen binnen de eerste 6 maanden (n=90 patiënten). Twee patiënten (1,5%) ontwikkelden absolute QTc-waarden van >500 ms (CTC graad 3) opkomend
tijdens behandeling. Slechts één patiënt (0,8%) vertoonde een QTc-verandering van >60 ms vanaf baseline. Speciale bevolkingsgroepen: Ouderen: in de fase III-studie waren 94 (28%)
van de 336 patiënten met niet-reseceerbaar of gemetastaseerd melanoom die behandeld werden met vemurafenib 65 jaar. Oudere patiënten ( 65 jaar) zijn mogelijk gevoeliger voor
bijwerkingen, waaronder cuSCC, verminderde eetlust en hartaandoeningen. Geslacht: graad 3-bijwerkingen die tijdens de klinische studies met vemurafenib vaker werden gemeld bij
vrouwen dan mannen waren uitslag, gewrichtspijn en lichtgevoeligheid. Melding van vermoedelijke bijwerkingen: Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke
bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico's van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg
wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden (zie verder voor details). Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten, Afdeling Vigilantie,
EUROSTATION II, Victor Hortaplein 40/40, B-1060 Brussel, www.fagg.be, e-mail: patientinfo@fagg-afmps.be
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL
BRENGEN: Roche Registration Limited, 6 Falcon Way, Shire Park, Welwyn Garden City, AL7 1TW, Verenigd Koninkrijk. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE
HANDEL BRENGEN: EU/1/12/751/001. DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/HERNIEUWING VAN DE VERGUNNING: Datum van eerste verlening van de
vergunning: 17 februari 2012.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST: 27/06/2013. Bijkomende inlichtingen op aanvraag. Verantwoordelijke uitgever: Dr. Christine Lenaerts,
N.V. Roche S.A, Dantestraat 75, 1070 Brussel ­ BR 711-08/2013. Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees
Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu/. Op medisch voorschrift.
Zelboraf kan fotosensitiviteit veroorzaken.
Dat is te wijten aan UVA en daarom is een
zonnecrème met factor 50 vereist.
De rash die optreedt tijdens een behandeling
met Zelboraf moet correct worden geëvalu-
eerd.
Meestal evolueert de uitslag gunstig en is alleen
een symptomatische behandeling vereist, zon-
der dat de dosering van Zelboraf moet worden
verlaagd.
`Take home messages'
- De behandeling van het melanoom is sterk veranderd
sinds de komst van Zelboraf. 50% van de patiënten met
een melanoom draagt een BRAF-mutatie en komt dus in
aanmerking voor een behandeling met Zelboraf.
- De mutatie moet worden opgespoord met een goede test
om de patiënten te identificeren die baat zouden kunnen
vinden bij een behandeling met Zelboraf.
De bijwerkingen vormen geen groot probleem, maar
ze moeten wel door een multidisciplinair team worden
behandeld.
- Zelboraf is de eerste BRAF-remmer die de totale over-
leving bij een gemetastaseerd melanoom verbetert.
SC200N.indd 3
27/09/13 14:41
huidige geneesmiddelen zijn bestemd. Die zijn weliswaar doeltreffend
maar hebben bijwerkingen en kosten de gemeenschap handenvol geld.
Dr. Sibille heeft het idee gelanceerd om een Belgische Ring Trial te
organiseren. De deelname aan dit project zou anoniem zijn.
Een groot probleem voor de
volksgezondheid
In België sterft dagelijks een patiënt aan een gemetastaseerd melanoom.
Het melanoom is de frequentste kanker bij vrouwen van 20-30 jaar en
bij mannen van 30-40 jaar, aldus prof. Jean-François Baurain (Cliniques
Universitaires Saint-Luc, Brussel). In de studies BRIM-2, een fase II-studie,
en BRIM-3, een fase III-studie, werd aangetoond dat Zelboraf het thera-
peutische landschap bij een gemetastaseerd maligne melanoom radicaal
heeft veranderd (3, 7, 8).
Zelboraf in de studies...
BRIM-2 heeft Zelboraf onderzocht bij 132 patiënten met een gemetasta-
seerd melanoom stadium IV met de BRAF V600E-mutatie bij wie één of
meer behandelingen waren mislukt. Zelboraf gaf goede resultaten: een
responspercentage van 53%, een mediane progressievrije overleving van
6,8 maanden en een mediane totale overleving van 15,9 maanden.
In de BRIM-3-studie werd Zelboraf vergeleken met dacarbazine bij 675
patiënten met een BRAF V600-positief melanoom stadium IIIc/IV die
nog geen behandeling hadden gekregen. Op het congres van de ASCO
van 2012 werd een update van de resultaten gepresenteerd: de totale
overleving bedroeg 13,6 maanden in de Zelborafgroep en 9,7 maanden
met dacarbazine (7); de progressievrije overleving bedroeg 6,9 maanden
met Zelboraf en 1,6 maanden met dacarbazine en het responspercentage
bedroeg respectievelijk 57% en 8,6% (7).
In die studies werd snel een respons verkregen, doorgaans al bij het eerste
CT-onderzoek na 6 weken. De respons hangt niet af van het type metasta-
sen. Ook werd een regressie van hersenmetastasen gerapporteerd (9-11).
Zelboraf is dus de eerste BRAF-remmer die de totale overleving bij een
gemetastaseerd melanoom verlengt.
... en in de dagelijkse praktijk
De ervaring van prof. JF Baurain bevestigt de gepubliceerde gegevens.
Prof. Baurain heeft een tiental patiënten behandeld, onder wie patiënten
die al een behandeling hadden gekregen. De mediane totale overleving
was ongeveer 15 maanden met Zelboraf, wat strookt met wat in de stu-
dies werd waargenomen. De behandeling duurde gemiddeld ongeveer
9 maanden en sommige patiënten worden al bijna 2 jaar behandeld.
De respons treedt snel in en wordt duidelijk binnen de 2 weken.
De belangrijkste bijwerkingen zijn fotosensitiviteit, gewrichtspijn,
huiduitslag en vermoeidheid. Soms moet de dosering worden verlaagd
Sequencing van132 stalen
met de methode van Sanger
9 V600K
11 V600E
1 V600K
14 V600E
Sanger
454
97 V600E (73,5%)
9 V600K (6,8%)
11 WT (8,3%)
117 geldige tests
(88,6%)
15 ongeldige tests
(11,4%)
Fout-negatieve
uitkomsten
Ongeldige
resultaten
Figuur : Ongeldige of foute resultaten met de sangersequencing.
- De BRIM-3-studie toont aan dat de totale
overleving, de progressievrije overleving en
het responspercentage bij patiënten met
een gemetastaseerd maligne melanoom die
nog geen behandeling hebben gekregen,
beter zijn met Zelboraf dan met dacarbazine.
- De gegevens uit de reële praktijk stroken
met die van de klinische studies.
- Zelboraf werkt snel en ongeacht de ligging van
de metastasen, zelfs bij hersenmetastasen.
- Zelboraf wijzigt het ziekteverloop en is een
nieuwe standaardbehandleing bij een geme-
tastaseerd melanoom met BRAF-mutatie.
SC200N.indd 2
27/09/13 14:41