![]() 8mm in de posterior fornix. De tumor leek niet diep te in- filtreren in het onderliggende weefsel. rectaal onderzoek was normaal en de parametria leken vrij van invasie. ren. Ct-abdomen toonde geen levermetastasen, geen pa- thologische lymfeklieren. Een concomitante cervixtumor kon niet uitgesloten worden. bilaterale salpingo-ovariëctomie en pelvische lymfadenec- tomie via een mediane laparotomie. Aan het eind van de operatie werd een 7mm, matig tot goed gedifferentieerd, volledig verwij- derd maar met lymfatische permeatie in het omliggende weefsel ( positief voor oestrogeen- en progesteronreceptoren, als- ook voor CA125, CA15.3, CA19.9 en CK7. Er was geen aan- kleuring voor CEA en CK20. Er werd geen endometriose gevonden. rale lymfovasculaire permeatie kreeg ze adjuvante chemoradiotherapie (een totale dosis van 45Gy in 25 frac- ties op het bekken, met wekelijks cisplatinum 40mg/m maar dan presenteerde ze zich in augustus 2007 met een enkele nodule van 2cm net para-umbilicaal links, met een vermoeden van een lokaal recidief. Deze nodule kon dui- delijk gevisualiseerd worden op PEt-scan en was het enige recidief. Dit werd bevestigd door een Ct-thorax-abdomen. Er werd daarom besloten om het recidief te reseceren. De nodule werd breed lokaal gereseceerd en een Vicrylmesh werd gebruikt om het fasciadefect te overbruggen. Vriescoupe-onderzoek en de definitieve histologische be- oordeling van het weefsel toonde een volledig verwijderd recidief van een ve dat de tumorcellen nu negatief waren voor proges- teronreceptoren. De patiënte werd behandeld met intra- operatieve radiotherapie d.m.v. een fractie van 15Gy op het tumorbed (60mm conus, 12MeV, geen bolus). interval van vijf jaar, tot ze in oktober 2012 een nieuwe nodule in de buikwand rechts suprapubisch ontwikkelde. Een letsel verdacht voor een nieuw recidief werd gevisu- aliseerd op PEt/Ct-scan. Een MrI-scan van het bekken toonde ook een tweede letsel in de linker suprapubische buikwand. rekening houdend met het lange ziektevrij interval werd besloten om beide nodules te reseceren. rechts werd een buikwandmetastase van 50mm verwij- derd en links een metastase van 15mm (vrije snijranden van minstens 1mm). Histologisch werd er een recidief van een vullende externe radiotherapie van de buikwand (48Gy in 20 sessies). Deze behandeling werd goed verdragen. De patiënte stelt het op dit moment goed en vertoont geen tekens van actieve ziekte. verhoogt bij dochters van vrouwen die DES gebruikt heb- ben gedurende hun zwangerschap (2, 3). Het risico op VCC als gevolg van maternaal DES-gebruik tijdens de zwanger- schap is het grootst als de blootstelling vroeg was in de zwangerschap (4). Er was maternaal DES-gebruik bij 61% van de patiënten met VCC geboren in de periode dat DES werd voorgeschreven, en bij 10% van de patiënten was er maternale inname van niet-gespecificeerde steroïden (4). De totale prevalentie is 1-2% bij patiënten met DES- blootstelling (5). VCC is ook beschreven als gevolg van vaginale endometriose en adenose (6). Clearcelladenocarcinoom met een glandulair histologisch patroon. Tubuli van verschillende grootte afgelijnd door neoplastische `hobnail'-cellen, vaak met een hoge nucleair/ cytoplasmatische ratio, en met een bulbeuze nucleus dat uitsteekt in het lumen. postoperatief na de Wertheim-hysterectomie in 2005. |