background image
18
GUNAIKEIA
VOL 18 Nr 7
2013
CHOrUS: argumenten voor
neoadjuvante chemotherapie
Ovariumkanker is de op drie na belangrijkste oorzaak van
kankersterfte bij vrouwen. In 60% van de gevallen is ova-
riumkanker al ver gevorderd op het ogenblik dat de di-
agnose wordt gesteld.
"De behandeling is meestal chirur-
gisch, zei Sean Kehoe (Oxford), maar de 5 jaarsoverleving
na chirurgie bedraagt slechts 20% in stadium III en 6% in
stadium IV. Daarom wordt vaak gedacht aan neoadjuvante
chemotherapie."
Het nut daarvan werd onderzocht in de
CHOrUS-studie, een fase III-non-inferioriteitsstudie, die
werd uitgevoerd bij 520 patiënten met ovariumkanker in
stadium III/IV en een CA125-CEA-verhouding > 25. De pa-
tiënten kregen neoadjuvante chemotherapie (3 cycli van
3 weken bestaande uit carboplatine + taxaan of een ander
cytostaticum) gevolgd door chirurgie en daarna opnieuw
chemotherapie (3 cycli) (n = 274) ofwel meteen chirurgie
gevolgd door 6 cycli chemotherapie (n = 276) (1). Bijna
80% van de patiënten heeft alle cycli van chemotherapie
gekregen. Optimale chirurgische debulking kon worden
verkregen bij 16% van de patiënten in de groep met pri-
maire chirurgie en bij 40% van de patiënten in de groep
met neoadjuvante chemotherapie. In die laatste groep
hebben zich ook minder postoperatieve complicaties voor-
gedaan (met uitzondering van bloedingen). Van de patiën-
ten heeft 92% het ziekenhuis verlaten na 14 dagen (tegen
74% in de chirurgische groep). Volgens gegevens van de
MRC (
Medical Research Council) bedroeg de sterfte bin-
nen 28 dagen 5,6% in de chirurgiegroep en slechts 0,5%
in de groep die de neoadjuvante behandeling had gekre-
gen. De PFS was vergelijkbaar in de twee groepen (10,3
maanden met chirurgie versus 11,7 maanden). Ook de to-
tale overleving was vergelijkbaar: respectievelijk 22,8 en
24,5 maanden.
"De CHORUS-studie bevestigt dus de bevindingen van de
EORTC 55971-studie (2): neoadjuvante chemotherapie is
niet minder goed en resulteert bovendien in een betere chi-
rurgische cytoreductie
, concludeerde hij. Is neoadjuvante
chemotherapie dan een must?"
MITO-7: voorkeur voor wekelijkse
toediening van carboplatine + paclitaxel
Cycli van 3 weken met een combinatie van paclitaxel en
carboplatine is de referentie-eerstelijnstherapie bij gevor-
derde ovariumkanker.
"Dat dogma werd door een Japanse
studie ter discussie gesteld (de Japanse vorsers pleiten voor
wekelijkse toediening), nadat onze MITO-7-studie al be-
gonnen was (3)
", zei Sandro Pignata (Napels). MItO-7 is
een universitaire vergelijkende studie die werd uitgevoerd
bij patiënten met ovariumkanker FIGO IC tot IV. In totaal
ON05
14N
asco 2013, 31
meI
­ 4
junI
, c
hIcago
Gynaecologische kanker: duidelijke
vooruitgang
Dominique-Jean Bouilliez
O
variumkanker, vooral in een gevorderd stadium (en dat is helaas ook de frequentste vorm), blijft een levensgroot
probleem. De diagnose wordt vaak laat gesteld en recidieven zijn frequent, ook na een goede initiële respons. Moeten
we nieuwe cytostatica geven? Of een gericht geneesmiddel aan de behandeling toevoegen? Of een nieuw schema
voorschrijven? Ook baarmoederhalskanker in een gevorderd stadium is een uitdaging. Een Japanse groep probeert dat te
behandelen met immunotherapie. Tot nog toe zonder veel succes, maar de vooruitzichten zijn positief. Tot slot is er geen
goede geneeskunde zonder doeltreffende preventie. Twee prospectieve studies hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan
de screening.