background image
10
GUNAIKEIA
VOL 18 Nr 7
2013
Overlevingsresultaten voor
baarmoederhals, baarmoederlichaam
en ovariumkanker: België 2004-2010,
Vlaams Gewest 1999-2008
De geobserveerde en relatieve overlevingscijfers op 1, 3,
5 en 10 jaar voor de gynaecologische tumoren worden
vermeld in
tabel 2. De geobserveerde (overall) overle-
ving werd berekend met de Kaplan-Meiermethode (semi-
complete analyse). relatieve overleving wordt frequent
gebruikt in de kankerepidemiologie en is een goede bena-
dering van de ziektespecifieke overleving (10). De methode
en resultaten worden in detail beschreven in de recente
publicatie `
Cancer Survival in Belgium' (11).
Conclusie
In België zijn de gynaecologische tumoren verantwoorde-
lijk voor ongeveer 11% van alle kwaadaardige aandoenin-
gen bij de vrouwen. Ongeveer de helft van deze gynaeco-
logische maligniteiten betreft corpus uteri- (45%) gevolgd
door ovarium- (28%) en baarmoederhalskanker (19%). De
overige tumoren zijn toe te schrijven aan vulva- (7%) en
vaginakanker (1%).
Het risico op kwaadaardige cervix- en corpus uteritumoren
blijft vrij stabiel voor de periode 1999-2010. Ook de kans
om te sterven ten gevolge van deze twee gynaecologische
tumoren blijft nagenoeg gelijk. Zowel de incidentie als het
risico om te sterven aan ovariumkanker neemt jaarlijks
licht af voor dezelfde periode. Ovariumkanker heeft echter
de hoogste mortaliteit en de minst goede prognose van de
gynaecologische tumoren.
Referenties
1.
Armstrong BK. the role of the cancer registry in cancer control. Cancer Causes Control
1992;3:569-79.
2.
Wet houdende diverse bepalingen betreffende gezondheid van 13 december 2006, artikel
39. Belgisch Staatsblad, 22 december 2006.
3.
Koninklijk Besluit houdende vaststelling van de normen waaraan het zorgprogramma
voor oncologische basiszorg en het zorgprogramma voor oncologie moeten voldoen om
te worden erkend. Belgisch Staatsblad, 21 maart 2003.
4.
http://www.kankerregister.org/media/docs/publications/CancerIncBel2010-
ChildrenAdolescents.pdf.
5.
Sobin lH, Wittekind CH. tNM Classification of Malignant tumours, International Union
Against Cancer 6th edition, Wiley-liss, Geneva 2002.
6.
team Gegevensverwerking en resultaatsopvolging. Statistiek van de doodsoorzaken
[Online publicatie]. Brussel: Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, Afd. Informatie en
Ondersteuning, http://www.zorg-en-gezondheid.be/Cijfers/Sterftecijfers/Statistiek-van-
de-doodsoorzaken.
7.
International Classification of Diseases for Oncology (ICD-02), second edition; WHO,
Geneva 1990.
8.
International Classification of Diseases for Oncology (ICD-03), third edition;
WHO, Geneva 2000.
9.
Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI) http://statbel.fgov.be/nl/
statistieken/cijfers/bevolking/sterfte_leven/oorzaken/index.jsp.
10. Estève J, Benhamou E, raymond l. Statistical Methods in Cancer research, Vol. IV,
Descriptive Epidemiology, IArC Scientific Publications No. 128, lyon, 1994.
11. http://www.kankerregister.org/media/docs/publications/CancerSurvivalinBelgium.pdf.
G1596N_bis
Denosumab + teriparatide: zinvol bij postmenopauzale osteoporose?
Een combinatietherapie van teriparatide en denosumab verhoogt de
botdensiteit meer dan elk van beide componenten alleen, en meer dan
werd gerapporteerd met andere therapieën voor deze indicatie. Com-
binatietherapie kan derhalve zinvol zijn voor patiënten met een hoog
fractuurrisico. Dat schrijven Joy tsai en collega's in
The Lancet (1).
De introductie van stikstof bevattende bisfosfonaten, die de bot-
resorptie onderdrukken, betekende een belangrijke vooruitgang.
Parathyreoïd hormoon en zijn recombinante vorm teriparatide kunnen
op hun beurt eveneens bijdragen tot fractuurpreventie. Ze worden over
het algemeen echter voorbehouden voor patiënten met ernstige ziekte,
mede vanwege de kostprijs en het ongemak van de dagelijkse injecties.
De introductie van denosumab, een monoklonaal antilichaam, heeft de
behandelmogelijkheden van osteoporose nog verder uitgebreid. Deno-
sumab blokkeert de binding van rANKl op de rANK-receptor. Deze
interactie is noodzakelijk voor de vorming, activering en overleving van
osteoclasten. Door deze receptorbinding te blokkeren verhindert deno-
sumab osteoclastgemedieerde botresorptie. Het werkingsmechanisme
van denosumab verschilt van dat van de aminobisfosfonaten. Die laat-
ste remmen de werking van het enzym farnesylpyrofosfaat synthase,
wat resulteert in een verminderde osteoclastactiviteit en meer osteo-
clastapoptose.
Joy tsai (Massachusetts General Hospital, Boston, USA) en collega's
voerden een gerandomiseerde, gecontroleerde studie bij postmeno-
pauzale vrouwen met osteoporose om na te gaan of de combinatie
denosumab + teriparatide in deze populatie meer effect heeft op de
botdensiteit dan elk van beide componenten alleen. Honderd vrouwen
werden geïncludeerd en kregen na randomisatie ofwel 20µg teripa-
ratide/dag, ofwel 60mg denosumab om de 6 maanden, ofwel beide.
De BMD werd bepaald op 0, 3, 6 en 12 maanden.
De auteurs stelden vast dat de BMD (lumbale wervelkolom) meer toe-
nam in de combinatiegroep (9,1%) dan in de teriparatidegroep (6,2%;
p = 0,0139) of de denosumabgroep (4,6%; p = 0,0005). Voor de BMD
ter hoogte van femur/nek en heup werd dezelfde vaststelling gemaakt
(respectievelijk 4,2% vs. 0,8% en 2,1%; 4,9% vs. 0,7% en 2,5%).
tsai en collega's concluderen dat de combinatie teriparatide + deno-
sumab de BMD meer doet toenemen dan elk van beide componenten
alleen, en dat combinatietherapie wellicht zinvol kan zijn voor hoog-
risicopatiënten.
In een commentaar in dezelfde editie van
The Lancet buigen richard
Eastell en Jennifer Walsh zich over de vraag of de tijd rijp is om
osteoporosebehandelingen te combineren (2). Ze merken op dat de be-
vinding van een grotere BMD-toename in de combinatiegroep in de
studie van tsai consistent is met de resultaten van studies met gene-
tisch gemodificeerde muizen, waarmee tsai een proof of concept heeft
geleverd van het additieve effect van deze combinatie boven beide
componenten apart.
Of de combinatie op langere termijn doeltreffend blijft, dient echter
verder worden bestudeerd, aldus Eastell en Walsh, die de lezer erop
attent maken dat er bij PINP, een merker voor botvorming, na 12 maan-
den niet langer een verschil bestaat tussen de combinatiegroep en
beide andere groepen. Verder menen ze dat ook de veiligheid van deze
combinatie verder onderzoek vergt, en dat er moet nagegaan worden
wat er gebeurt wanneer de teriparatidebehandeling wordt onderbro-
ken (gepland gebruik gedurende 24 maanden). tot slot dienen ook het
effect op het fractuurrisico en de kosteneffectiviteit onder de loep te
worden genomen.
Referenties
1.
tsai J, Uihlein A, lee H, et al. teriparatide and denosumab, alone or combined, in
women with postmenopausal osteoporosis: the DAtA study randomisad trial. lancet
2013;382:50-6.
2.
Eastell r, Walsh J. Is it time to combine osteoporosis therapies? lancet 2013;382:5-7.