![]() 5 en 10 jaar voor de gynaecologische tumoren worden vermeld in complete analyse). relatieve overleving wordt frequent gebruikt in de kankerepidemiologie en is een goede bena- dering van de ziektespecifieke overleving (10). De methode en resultaten worden in detail beschreven in de recente publicatie ` lijk voor ongeveer 11% van alle kwaadaardige aandoenin- gen bij de vrouwen. Ongeveer de helft van deze gynaeco- logische maligniteiten betreft corpus uteri- (45%) gevolgd door ovarium- (28%) en baarmoederhalskanker (19%). De overige tumoren zijn toe te schrijven aan vulva- (7%) en vaginakanker (1%). blijft vrij stabiel voor de periode 1999-2010. Ook de kans om te sterven ten gevolge van deze twee gynaecologische tumoren blijft nagenoeg gelijk. Zowel de incidentie als het risico om te sterven aan ovariumkanker neemt jaarlijks licht af voor dezelfde periode. Ovariumkanker heeft echter de hoogste mortaliteit en de minst goede prognose van de gynaecologische tumoren. botdensiteit meer dan elk van beide componenten alleen, en meer dan werd gerapporteerd met andere therapieën voor deze indicatie. Com- binatietherapie kan derhalve zinvol zijn voor patiënten met een hoog fractuurrisico. Dat schrijven Joy tsai en collega's in resorptie onderdrukken, betekende een belangrijke vooruitgang. Parathyreoïd hormoon en zijn recombinante vorm teriparatide kunnen op hun beurt eveneens bijdragen tot fractuurpreventie. Ze worden over het algemeen echter voorbehouden voor patiënten met ernstige ziekte, mede vanwege de kostprijs en het ongemak van de dagelijkse injecties. De introductie van denosumab, een monoklonaal antilichaam, heeft de behandelmogelijkheden van osteoporose nog verder uitgebreid. Deno- sumab blokkeert de binding van rANKl op de rANK-receptor. Deze interactie is noodzakelijk voor de vorming, activering en overleving van osteoclasten. Door deze receptorbinding te blokkeren verhindert deno- sumab osteoclastgemedieerde botresorptie. Het werkingsmechanisme van denosumab verschilt van dat van de aminobisfosfonaten. Die laat- ste remmen de werking van het enzym farnesylpyrofosfaat synthase, wat resulteert in een verminderde osteoclastactiviteit en meer osteo- clastapoptose. Joy tsai (Massachusetts General Hospital, Boston, USA) en collega's voerden een gerandomiseerde, gecontroleerde studie bij postmeno- pauzale vrouwen met osteoporose om na te gaan of de combinatie denosumab + teriparatide in deze populatie meer effect heeft op de botdensiteit dan elk van beide componenten alleen. Honderd vrouwen werden geïncludeerd en kregen na randomisatie ofwel 20µg teripa- ratide/dag, ofwel 60mg denosumab om de 6 maanden, ofwel beide. De BMD werd bepaald op 0, 3, 6 en 12 maanden. De auteurs stelden vast dat de BMD (lumbale wervelkolom) meer toe- nam in de combinatiegroep (9,1%) dan in de teriparatidegroep (6,2%; ter hoogte van femur/nek en heup werd dezelfde vaststelling gemaakt (respectievelijk 4,2% vs. 0,8% en 2,1%; 4,9% vs. 0,7% en 2,5%). tsai en collega's concluderen dat de combinatie teriparatide + deno- sumab de BMD meer doet toenemen dan elk van beide componenten alleen, en dat combinatietherapie wellicht zinvol kan zijn voor hoog- risicopatiënten. In een commentaar in dezelfde editie van osteoporosebehandelingen te combineren (2). Ze merken op dat de be- vinding van een grotere BMD-toename in de combinatiegroep in de studie van tsai consistent is met de resultaten van studies met gene- tisch gemodificeerde muizen, waarmee tsai een proof of concept heeft geleverd van het additieve effect van deze combinatie boven beide componenten apart. Of de combinatie op langere termijn doeltreffend blijft, dient echter verder worden bestudeerd, aldus Eastell en Walsh, die de lezer erop attent maken dat er bij PINP, een merker voor botvorming, na 12 maan- den niet langer een verschil bestaat tussen de combinatiegroep en beide andere groepen. Verder menen ze dat ook de veiligheid van deze combinatie verder onderzoek vergt, en dat er moet nagegaan worden wat er gebeurt wanneer de teriparatidebehandeling wordt onderbro- ken (gepland gebruik gedurende 24 maanden). tot slot dienen ook het effect op het fractuurrisico en de kosteneffectiviteit onder de loep te worden genomen. 1. women with postmenopausal osteoporosis: the DAtA study randomisad trial. lancet 2013;382:50-6. |