![]() en 405 kregen een wekelijkse toediening. De primaire evalu- atiecriteria van de studie waren de levenskwaliteit en de PFS. Die eindpunten werden echter aangepast zodra de resulta- ten van de Japanse studie bekend werden gemaakt (4). Een eerste vaststelling is de uitstekende adherentie aan de twee schema's. Er was geen verschil in tolerantie tussen beide schema's. De PFS was vergelijkbaar in de twee groepen (18,8 maanden met wekelijkse toediening en 16,5 maanden in de andere groep; p = 0,18) en dat ongeacht de onderzochte subgroep. De gegevens over de totale overleving zijn nog niet bekend. De levenskwaliteit werd wekelijkse geëvalueerd tijdens de eerste 9 weken en was significant beter met het wekelijkse schema ( tropenie (p = 0,02) en trombocytopenie (p < 0,001) was significant lager met wekelijkse chemotherapie. Dat was ook zo wat de niet-hematologische bijwerkingen betreft: haaruitval (p < 0,001), neuropathie (p < 0,001), braken (p < 0,001) en nierinsufficiëntie (p = 0,03). m² in 30 minuten i.v. op d1-5 is doeltreffend bij therapiere- sistente ovariumkanker of een recidief van ovariumkanker, maar is moeilijk te combineren met klassieke bitherapie vanwege de hematologische toxiciteit. Daarom werden proeven gedaan met lagere doseringen en andere sche- ma's", legde Andres Cervantes-ruiperez (Valentia) uit. In de OV16-studie (5) werd een sequentiële combinatie van (n = 409) vergeleken met de klassieke bitherapie (n = 410) bij patiënten met ovariumkanker in stadium IIB tot IV (5). De eerste resultaten na een mediane follow-up van 3,6 jaar waren al gepubliceerd (6). Nu werden de eindresulta- ten na een mediane follow-up van 8,2 jaar gepresenteerd. Het aantal cycli was vergelijkbaar in de twee groepen. In de sequentiële groep moest de cyclus vaker worden uitge- steld of moest vaker een lagere dosering worden gegeven dan in de andere groep. Er was echter geen verschil in late toxiciteit. Ook de PFS was vergelijkbaar (14,6 maanden in de sequentiële groep en 16,2 maanden in de klassieke groep; p = 0,83). De totale overleving was respectievelijk 44,2 en 44,8 maanden (p = 0,54). Sommige subgroepen vonden echter significant meer baat bij de klassieke be- handeling, namelijk patiënten met een optimale chirurgi- sche reductie, patiënten in stadium II en patiënten met een uitstekende algemene toestand (PS van 0). A C - O OI gemiddelde sc zeer slechte prognose. Die resultaten mogen dan ook niet worden geëxtrapoleerd naar ovariumkanker stadium III. In dat stadium blijft debulkingchirurgie de eerstelijnstherapie. In de MITO-7-studie werd een verschil in levenskwaliteit aangetoond, maar de behandeling was waarschijnlijk onvoldoende ` dose dense' om een verschil in PFS of totale overleving te kunnen vaststellen. De resultaten van de OV16- studie tot slot bevestigen wat al werd aangetoond in de studie GOG 182, meer bepaald dat toevoeging van een 3e product aan de klassieke bitherapie geen voordelen biedt." |