background image
19
GUNAIKEIA
VOL 18 Nr 7
2013
kregen 403 patiënten het klassieke schema om de 3 weken
en 405 kregen een wekelijkse toediening. De primaire evalu-
atiecriteria van de studie waren de levenskwaliteit en de PFS.
Die eindpunten werden echter aangepast zodra de resulta-
ten van de Japanse studie bekend werden gemaakt (4). Een
eerste vaststelling is de uitstekende adherentie aan de twee
schema's. Er was geen verschil in tolerantie tussen beide
schema's. De PFS was vergelijkbaar in de twee groepen (18,8
maanden met wekelijkse toediening en 16,5 maanden in de
andere groep; p = 0,18) en dat ongeacht de onderzochte
subgroep. De gegevens over de totale overleving zijn nog
niet bekend. De levenskwaliteit werd wekelijkse geëvalueerd
tijdens de eerste 9 weken en was significant beter met het
wekelijkse schema (
Figuur 1), ongeacht de schaal waarmee
de levenskwaliteit werd gemeten.
De incidentie van neutropenie (p = 0,002), febriele neu-
tropenie (p = 0,02) en trombocytopenie (p < 0,001) was
significant lager met wekelijkse chemotherapie. Dat was
ook zo wat de niet-hematologische bijwerkingen betreft:
haaruitval (p < 0,001), neuropathie (p < 0,001), braken
(p < 0,001) en nierinsufficiëntie (p = 0,03).
OV16: sequentiële behandeling niet beter
"Topotecan in monotherapie in een dosering van 1,5mg/
m² in 30 minuten i.v. op d1-5 is doeltreffend bij therapiere-
sistente ovariumkanker of een recidief van ovariumkanker,
maar is moeilijk te combineren met klassieke bitherapie
vanwege de hematologische toxiciteit. Daarom werden
proeven gedaan met lagere doseringen en andere sche-
ma's"
, legde Andres Cervantes-ruiperez (Valentia) uit. In
de OV16-studie (5) werd een sequentiële combinatie van
eerst cisplatine 50mg/m
2
- topotecan 0,75mg/m
2
en ver-
volgens carboplatine-paclitaxel gedurende 8 cycli (2 x 4)
(n = 409) vergeleken met de klassieke bitherapie (n = 410)
bij patiënten met ovariumkanker in stadium IIB tot IV (5).
De eerste resultaten na een mediane follow-up van 3,6
jaar waren al gepubliceerd (6). Nu werden de eindresulta-
ten na een mediane follow-up van 8,2 jaar gepresenteerd.
Het aantal cycli was vergelijkbaar in de twee groepen. In
de sequentiële groep moest de cyclus vaker worden uitge-
steld of moest vaker een lagere dosering worden gegeven
dan in de andere groep. Er was echter geen verschil in late
toxiciteit. Ook de PFS was vergelijkbaar (14,6 maanden
in de sequentiële groep en 16,2 maanden in de klassieke
groep; p = 0,83). De totale overleving was respectievelijk
44,2 en 44,8 maanden (p = 0,54). Sommige subgroepen
vonden echter significant meer baat bij de klassieke be-
handeling, namelijk patiënten met een optimale chirurgi-
sche reductie, patiënten in stadium II en patiënten met
een uitstekende algemene toestand (PS van 0).
Figuur 1: Verloop van de levenskwaliteit volgens het behandelingsschema.
Therapie: tijdsinteractie p < 0,0001
Wekelijks
* p < 0,05 t.o.v. bij aanvang
** p < 0,001 t.o.v. bij aanvang
F
A
C
T
-
O
T
OI gemiddelde sc
or
e
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
90
80
70
60
50
40
*
**
**
**
*
Om de 3 weken
"De CHORUS-studie werd uitgevoerd bij patiënten met een
zeer slechte prognose. Die resultaten mogen dan ook niet
worden geëxtrapoleerd naar ovariumkanker stadium III. In
dat stadium blijft debulkingchirurgie de eerstelijnstherapie.
In de MITO-7-studie werd een verschil in levenskwaliteit
aangetoond, maar de behandeling was waarschijnlijk
onvoldoende `
dose dense' om een verschil in PFS of totale
overleving te kunnen vaststellen. De resultaten van de OV16-
studie tot slot bevestigen wat al werd aangetoond in de studie
GOG 182, meer bepaald dat toevoeging van een 3e product
aan de klassieke bitherapie geen voordelen biedt."
Jonathan Berek (Stanford Cancer Institute)