![]() kanker vertoont 10-15% van de cellen die homologe recom- binatie niet wegens een BrCA1- of BrCA2-mutatie (14). Bij hooggradige sereuze ovariumkanker bedraagt dat percen- tage zelfs 50% (15). Bij patiënten met hooggradige sereuze ovariumkanker resulteerde een onderhoudstherapie met olaparib in een significant responspercentage (16) en een betere PFS, maar zonder verschil in totale overleving bij pa- tiënten met relaps van platinagevoelige ovariumkanker (17). Daarom werd de ontwikkeling van olaparib bij ovariumkan- ker stopgezet. totale overleving echter beter met olaparib dan in de andere subgroepen", signaleerde Jonathan ledermann (londen). te- gen die achtergrond werden 121 extra patiënten retrospec- tief getest op BrCA-mutaties (18). Op het congres werd een update gepresenteerd van de effecten van olaparib naarge- lang van de germinale BrCA-status (wat niet was voorzien bij inclusie in de studie). En de resultaten zijn duidelijk. Bij de patiënten met een germinale mutatie steeg de progres- sievrije overleving van 4,3 tot 11,2 maanden (Hr = 0,18; p < 0,00001). Bij de patiënten zonder BrCA-mutatie was het effect zeer bescheiden. Ook de totale overleving was beter bij de patiënten met een BrCA-mutatie, maar het verschil was niet significant (34,9 maanden tegen 31,9 maanden; Hr = 0,74; p = 0,208). De tijd tot starten van een tweede behan- deling was ook significant langer bij de patiënten met een mutatie: respectievelijk 16,3 en 23,8 maanden (Hr = 0,46; p < 0,0003). De levenskwaliteit was vergelijkbaar in de twee groepen. van een platinazout geeft een betere overleving bij ge- vorderde baarmoederhalskanker dan radiotherapie alleen. toch zijn de resultaten helemaal niet goed. Daarom wordt gezocht naar nieuwe, complementaire behandelingen zo- als immunotherapie. Een Japanse groep presenteerde het potentieel van immunotherapie met Z-100. Z-100 is een immunomodulerend middel dat metastasering verlaagt. De beste dosering was 40µg (19). In een klinische fase III-studie echter werd daarna aange- toond dat de overleving beter was met de laagste dose- ring (0,2µg) dan met de standaarddosering (20). Daarom werd die minimale dosering vergeleken met een placebo in een studie bij 249 vrouwen met een spinocellulair car- cinoom van de baarmoederhals in FIGO-stadium 2B-4A (21). Z-100 werd gecombineerd met chemo- en/of radio- therapie. Z-100 werd 2x per week geïnjecteerd en daarna om de 2 weken tot optreden van een recidief tijdens de follow-upperiode, waarin ook adjuvante chemotherapie werd voorgeschreven. Eerste vaststelling: de sterfte was duidelijk lager dan verwacht en daarom werd de studie na een follow-up van 5 jaar (69,8 maanden) stopgezet. eindpunt van de studie, was beter (75,7% na 5 jaar tegen 65,8%; Hr = 0,646), maar het verschil was niet significant (p = 0,0737). De recidiefvrije overleving daarentegen was vergelijkbaar in de twee groepen. Dat was ook zo in andere studies met immunotherapie (22). meeste centra wordt uitgevoerd, met bepaling van CA125 en een transvaginale echografie verlaagt de sterfte bij hoogrisicovrouwen (vrouwen met >10% risico om ovari- umkanker te krijgen voor de leeftijd van 35 jaar) niet, om- dat die screening onvoldoende gevoelig is om ovarium- kanker in een vroeg stadium te detecteren (23). Volgens de UK FOCSS-studie ( slecht en heeft een dergelijke screening een hoge nega- tieve voorspellende waarde (99,9%) en een aanvaardbare positieve voorspellende waarde (25,5%). Adam rosenthal (londen), (24). De vraag rijst dan ook hoe vaak de screening moet worden herhaald." Tegen die achtergrond werd een twee- de fase van de studie gestart in 2007, met meting van de CA125-concentratie om de 4 maanden, met transvaginale echografie als de CA125-spiegel verhoogd was, en met verwijzing naar een gynaecoloog als ook de echografie ab- normale uitkomsten gaf (25). tussen 2007 en 2012 werden 4.531 patiënten op die manier gescreend en gedurende gemiddeld 3,75 jaar gevolgd. In het totaal werden 30.375 CA125-bepalingen uitgevoerd en 12.309 echografieën. de PFS waargenomen als met een onderhoudstherapie met andere angiogeneseremmers (GOG 218, ICON-7), maar zonder verschil in totale overleving. Dat laatste heeft mogelijk te maken met de behandeling die werd gegeven na progressie. Pazopanib veroorzaakt echter vaak arteriële hypertensie, maar dat probleem kan worden opgevangen. In de studie met olaparib werd bevestigd dat de gBRCAm-status (germinale BRCA-mutatie) een krachtige voorspellende waarde heeft (HR = 0,18). Daarom zal die mutatie worden opgespoord in de fase III-studies die onlangs zijn gestart. In de POLKA-studie werkte volasertib even goed als andere geneesmiddelen in monotherapie. Een analyse van biomarkers is wenselijk om het nut van volasertib beter te preciseren. De studie met Z-100 tot slot leert hoe moeilijk het is om de werkzaamheid van een behandeling te ramen. Het nut van combinatie van radiotherapie en immunotherapie blijkt echter te worden bevestigd." New York) |