background image
28
GUNAIKEIA
VOL 18 Nr 7
2013
indicatoren (20 ­
Tabel 2) tot het bekomen van een meer
compleet beeld van de perinatale gezondheid van de
diverse Europese landen.
Resultaten
België beschikt over drie aparte regionale registratie-
modellen, nl. Wallonië, Brussel en Vlaanderen, en deze
worden in de tabellen van het rapport ook afzonderlijk
weergegeven.
Tabel 3 is een synoptische tabel essentiële
indicatoren voor Vlaanderen.
Tabel 4 is een synoptische tabel aanbevolen indicatoren
voor Vlaanderen.
Bespreking
Euro-Peristat bekwam alle data uit Vlaanderen via
geboorteaangifte en SPE-registratie. Er werden geen data
geëxtraheerd uit ziekenhuisontslagdatabanken, perinatale
surveys, confidential inquiries, etc. Hiermee word eens te
meer de grote waarde van het SPE en de inspanningen
van alle Vlaamse centra die hieraan meewerken onderlijnd.
De SPE-data leveren probleemloos alle `essentiële'
indicatoren. Wat de `aanbevolen' indicatoren betreft kan
Vlaanderen 11/20 indicatoren invullen.
Enkele (vooral) populatiekarakteristieken worden in
Vlaanderen nog niet systematisch geregistreerd:
- het rookgedrag van de zwangeren en de socio-
economische karakteristieken van zwangere koppels is
niet in kaart gebracht. Dit zijn data die kunnen helpen
aan het uitbouwen van preventiemethodes;
- tevens missen we een registratie van ernstige ma-
ternale morbiditeit wat mogelijk via de introductie
van BOSS (
Belgian Obstetric Surveillance System) zal
worden aangevuld. Dit registratiesysteem werd onder
impuls van Myriam Hanssens en met steun van het
Moeder-Kind College opgestart in 2012. Via 1 contact-
persoon per materniteit worden maandelijks 3 ernstige
maternale morbiditeitsfactoren geregistreerd: eclamp-
sie, uterusruptuur en postpartumhysterectomie en/of
-embolisatie. Een grote dekkingsgraad van > 93% der
materniteiten werd bereikt. Aldus kan door groepering
snel een cumulatieve databank van zeldzame voorval-
len worden opgebouwd. Na 1 jaar registratie noteren
we al 17 gevallen van eclampsie, 55 uterusrupturen
en 83 gevallen van postpartumhysterectomie en/of
-embolisatie.
Enkele andere Europese landen zijn ook met dergelijke
registratie opgestart.
Uit de vergelijking tussen data van 2004 en 2010 kunnen
voor Vlaanderen geen trends worden vastgesteld die zou-
den moeten leiden tot verandering in praktijkvoering.
Tabel 1: Lijst van de 10 essentiële indicatoren.
Foetale mortaliteit per gestatieduur en per
geboortegewicht
Neonatale mortaliteit bij bevallingen > 22
zwangerschapsweken en > 24 zwangerschapsweken
Kindersterfte bij bevallingen > 22 zwangerschapsweken
Geboortegewicht (op totaal aantal bevallingen en in
functie van meerlingen)
Zwangerschapsduur (op totaal aantal bevallingen en bij
meerlingen)
Maternale mortaliteit (volgens routine statistische
registratiesystemen en volgens meer specifieke,
uitgebouwde registratiesystemen)
Meerlingzwangerschappen per 1.000 vrouwen
Distributie van de maternale leeftijd bij de bevalling
Distributie van de pariteit
Bevallingswijze
Tabel 2: Lijst van 20 aanbevolen indicatoren.
Prevalentie van congenitale anomalieën
Distributie van Apgar-scores na 5 min.
Foetale en neonatale sterften t.g.v. congenitale
anomalieën
Prevalentie van
cerebral palsy
Maternale sterfte per doodsoorzaak
Ernstige maternale morbiditeit
Incidentie van perineumscheuren
Aantal rokende zwangeren
Educatiepeil van de zwangeren
Beroepsbezigheid van de ouders
Distributie van geboorteland van de moeders
Distributie van maternale BMI's
Percentage zwangerschappen ontstaan na
subfertiliteitsbehandeling
tijdstip van eerste antenatale consultatie
Geboorten in functie van start van de arbeid (inducties)
Geboorteplaats en haar volume aan bevallingen
Percentage extreme vroeggeboorten in een eenheid
zonder NICU
Episiotomiefrequentie
Geboorten zonder obstetrische interventie
Percentage borstvoeding direct postnataal