background image
14
GUNAIKEIA
VOL 18 Nr 7
2013
V1846N
Kleplijden bij jonge vrouwen
en zwangerschap: chirurgische
mogelijkheden
lieven De Norre, in samenwerking met Katrien Francois (Dienst Cardiochirurgie, UZ Gent, UG)
Prevalentie van valvulopathie bij jonge
vrouwen
Algemeen wordt geraamd dat 0,5 tot 1% van alle zwan-
gere vrouwen lijden aan een hartaandoening. In België en
de andere westerse landen merkt men sinds de laatste 30
jaar een verschuiving van reumatische aandoeningen naar
congenitale hartaandoeningen. Volgens de
European Regis-
try on Pregnancy and Heart Disease is de prevalentie van
congenitale hartaandoeningen 66%, deze van hartklep-
aandoeningen 25%, terwijl cardiomyopathie voorkomt bij
7% en ischemische hartaandoeningen bij 2% van de vrou-
wen met een hartziekte die zwangerschap wensen (1).
risico-evaluatie vóór de zwangerschap
Bij de risicobeoordeling vóór een zwangerschap dient men
er rekening mee te houden dat een zwangerschap leidt
tot heel wat cardiovasculaire veranderingen. Er is een
toename van het circulerende volume, het slagvolume,
het hartdebiet, de hartslag, de coagulatieneiging, terwijl
de systemische vasculaire weerstand (SVr) daalt (2). Bij
normale vrouwen vindt men tijdens de zwangerschap op
echografie ook wat mineure regurgitatie van de tricus-
pidalisklep (ongeveer 1/4), de pulmonaalklep (1/4) en de
mitralisklep (1/4). Deze hemodynamische veranderingen
kunnen leiden tot problemen in het geval van zwanger-
schap bij vrouwen met een ernstige klepobstructie, een
gedaalde hartfunctie, pulmonale hypertensie, cyanotische
hartaandoeningen of een verhoogde vasculaire stijfheid.
Bij een matige klepinsufficiëntie of -stenose en een lichte
daling van de hartfunctie zijn weinig problemen te ver-
wachten tijdens de zwangerschap. In 2006 publiceerde
de WHO een classificatie van het maternele risico bij een
zwangerschap in functie van de hartaandoening (
Tabel).
Die classificatie wordt ook door de
Task Force gebruikt als
handleiding voor de
guidelines (3).
In categorie I en II is er geen of een licht verhoogd risico
op maternele morbiditeit of mortaliteit. Daarentegen is er
in risicoklasse III en IV een significant of zeer sterk ver-
hoogd risico op maternele morbiditeit of mortaliteit en is
specialistisch advies en een intensieve multidisciplinaire
monitoring vereist. In klasse IV kan het zelfs aangewezen
zijn om de zwangerschap te beëindigen.
Bovendien zijn het maternele en neonatale risico in sterke
mate gecorreleerd. De maternele factoren die bij vrouwen
met hartaandoeningen een neonataal probleem kunnen
induceren, zijn vooral NYHA-klasse > II of cyanose, mater-
nele linkerhartobstructie, gebruik van orale anticoagulan-
tia tijdens de zwangerschap en de aanwezigheid van een
mechanische klepprothese (4).
Behandelen of niet?
De doelstellingen van een profylactische ingreep zijn erop
gericht om het succes van de zwangerschap te verhogen,
de gezondheid van de moeder te behouden en het foe-
tale risico te verminderen. Wat het tijdstip van de cardiale
ingreep betreft, dient men zich af te vragen welke valvu-
lopathie een behandeling vereist vóór de zwangerschap,
welke valvulopathie kan verergeren en behandeling nodig
heeft tijdens de zwangerschap, en welke valvulopathie na
de zwangerschap kan worden geopereerd.
K
leplijden bij jonge vrouwen die zwanger willen worden of zwanger zijn, biedt bijzondere uitdagingen,
vooral wat betreft het vermijden van cardiale complicaties. De keuze van de behandeling, al dan niet chirurgisch,
is afhankelijk van het maternele en foetale risico. De evaluatie en aanpak vóór de zwangerschap dient in elk geval
multidisciplinair te gebeuren, aldus Katrien Francois tijdens haar voordracht "Before pregnancy: surgical options for
valvulopathy in young women"*.