background image
De Specialist
13-6
10 april 2013
www.despecialist.eu
I
9
JS0494BN
DE VEERTIENDAAGSE GRAFIEK
Akkoord artsen-
ziekenfondsen 2013-2014,
deconventiecijfers per
specialisme
Rol van de algemeen
internist nog niet
uitgespeeld
Is interne geneeskunde een te `algemeen' specialisme? Zeven op
tien specialisten interne geneeskunde vinden alvast niet dat hun
rol is uitgespeeld en dat het nu aan de subspecialismen zou zijn.
Een derde van de respondenten in de MAS-enquête beschouwt zichzelf als algemeen inter-
nist en oefent deze specialisatie ook effectief uit. De enquête vroeg hen waarom ze voor
algemene interne geneeskunde hadden geopteerd. 95% deed dat omwille van `de globale
behandeling van de patiënt', 88% was geboeid door de `uitdaging van de diagnostiek' (88%)
en 85% wou zich niet op één subdiscipline toeleggen. De motivatie was derhalve de `brede
interesse in alle gebieden van de interne geneeskunde'. Het leeuwendeel van de algemeen
internisten (42%) gaat niet akkoord met de stelling dat de keuze werd ingegeven door
`carrière-opportuniteiten'.
Evolutie
Drie op vier internisten stelt wel vast dat het specialisme de jongste tien jaar in evolutie
is. Van deze 75% is drie op vier van oordeel dat algemeen internisten aan belang hebben
ingeboet vergeleken met de subdisciplines. Nagenoeg even veel artsen (72%) menen dat
het jongste decennium de vraag van de ziekenhuizen naar algemeen internisten is afgeno-
men. Essentiële redenen waarom de discipline aan belang inboet, zijn volgens 68% van de
respondenten het verlies van een aantal technische prestaties en het minder aantrekkelijke
salaris.
Een blik op de toekomst leert dat algemeen internisten voor zichzelf vooral een rol zien
weggelegd bij de behandeling van patiënten met polypathologieën (92%) en van patiënten
met systemische, zeldzame en niet-behandelbare ziekten (82%).
G.V.
Aantal
Weigering
% Weigering
Stagiairs
4.123
19
0,46
Anesthesie-reanimatie
2.040
246
12,06
Heelkunde
1.536
315
20,51
Neurochirurgie
208
60
28,85
Geriatrie
276
7
2,54
Plastische heelkunde
265
164
61,89
Gynecologie en verloskunde
1.522
780
51,25
Ophtalmologie
1.118
655
58,59
O.R.L.
682
214
31,38
Urologie
421
133
31,59
Orthopedie
1.042
411
39,44
Stomatologie
337
134
39,76
Dermato-venerologie
750
525
70,00
Medische oncologie
224
10
4,46
Inwendige geneeskunde + endocrino-diabetologie
1.540
94
6,10
Pneumologie
518
40
7,72
Gastro-enterologie
675
123
18,22
Pediatrie + pediatrische neurologie
1.684
202
12,00
Cardiologie
1.109
232
20,92
Neuropsychiatrie
258
34
13,18
Neurologie
499
58
11,62
Psychiatrie
1.907
232
12,17
Reumatologie
242
54
22,31
Fysische geneeskunde of fysiotherapie
517
138
26,69
Klinische biologie
656
22
3,35
Pathologische anatomie
340
24
7,06
Röntgendiagnose
1.666
546
32,77
Radiotherapie
211
12
5,69
Nucleaire geneeskunde
332
19
5,72
Acute geneeskunde en urgentiegeneeskunde
812
20
2,46
Andere specialiteiten
94
9
9,57
Totaal Specialisten
23.482
5.513
23,48
Totaal Specialisten + Stagiaires
27.605
5.532
20,04
Geneesheer 000 & 009
1.510
23
1,52
Algemeen geneeskundige 001-002
1.617
99
6,12
Erkend Huisarts 003-004-007-008
14.269
2.076
14,55
Kandidaat huisarts 005-006
763
4
0,52
Totaal Huisartsen
18.159
2.202
12,13
Totaal
45.763
7.734
16,90
Bron: RIZIV
UW SOCIO-PROFESSIONELE ACTUALITEIT
Representatief staal
Het onderzoek van MAS in opdracht van de FOD Volksgezondheid is representa-
tief voor artsen-specialisten interne geneeskunde, pneumologen, reumatologen,
medische oncologen, gastro-enterologen en cardiologen. Het staal is getrokken
uit alle artsen tot 65 jaar die in deze disciplines geregistreerd staan bij het Riziv.
Na uitzuivering verstuurde MAS uiteindelijk 3.745 enquêteformulieren via Bpost
naar 2.024 Franstalige en 1.721 Nederlandstalige artsen. Er volgden twee herin-
neringen. De peiling had plaats tussen 3 juni en 7 oktober 2011.
MAS kreeg ongeveer de helft van de vragenlijsten (48,8%) ingevuld terug en
daarmee is de peiling representatief voor de hierboven vermelde disciplines.
Uiteindelijk verwerkte het enquêtebureau 821 Nederlandstalige en 950
Franstalige formulieren (1.771 in totaal).
G.V.
een grote verscheidenheid tussen 1 en
73 uur.
Van het bevraagde staal neemt 13% nooit
deel aan de ziekenhuiswachtdienst. 11% van
de artsen die dat wel doen, verblijven uitslui-
tend in het ziekenhuis, gemiddeld 60,5 uur
per maand. De helft (52%) fungeert enkel als
oproepbare wacht, gemiddeld 116,5 uur per
maand. En 37% werkt binnen de twee
systemen en is daardoor gemiddeld
160,2 uur per maand van wacht. Artsen die
effectief wachtdiensten doen, werken
gemiddeld 127 uur per maand. Nederlands-
talige specialisten zijn doorgaans meer uren
van wacht dan Franstalige artsen.
Geert Verrijken