neeskundigenverbond (VGV) met de steun van het Doktersgild Van Helmont een sym- cialist van 24 oktober 2012) in het Paleis der Academiën in Brussel. Het verslagboek is net uit en bevat heel wat interessante informatie. land (zie pagina 1) hebben we niet in ons land. In België is de federale planningscom- missie belast met het inschatten van de behoeften aan artsen en tandartsen. Op het VGV-symposium stelde professor Bernard Himpens (KU Leuven), voorzitter van de Koninklijke Academie voor Geneeskunde en lid van de planningscommissie, wel vast dat het aantal artsen dat tot de contingentering wordt toegelaten sterk toeneemt. In 2004 ging het in de Vlaamse gemeenschap nog slechts over 420 artsen, maar van 2015 tot en met 2017 bedraagt dat aantal elk jaar 738 Vlaamse en 492 Franstalige artsen. Omdat er een zes- en een zevenjarige cohorte afstu- deert, verdubbelen in 2018 de aantallen tot respectievelijk 1.476 en 984 dokters. Voor kinderpsychiatrie, geriatrie, urgentie en acute geneeskunde gelden aparte minimumquota. In zijn exposé verwees professor Peleman naar het jaarverslag 2012 van het Riziv. Op 31 de- cember 2010 hadden in België 40.799 artsen het recht om geneeskunde uit te oefenen. "In alle beroepsgroepen ligt het aantal huisartsen en specialisten in opleiding beduidend lager dan het aantal actieve beroepsbeoefenaars van 65 jaar en ouder. Het is een indicatie dat niet alle artsen die omwille van hun leeftijd stoppen kun- nen vervangen worden. Sowieso dienen er dus artsen bij te komen", zei hij. prognoses op parameters zoals het huidige aantal artsen, de instroom uit het verleden en de te verwachten instroom. Aan de vraagzijde houdt men rekening met de evolutie van de zorgconsumptie bij de bevolking. Renaat Pele- man: "Vraag- en aanbodzijde worden met elkaar vergeleken en men berekent toekomstscenario's voor huisartsen, voor specialisten die actief zijn binnen de ziekteverzekering en voor de overige artsen. Daaruit leidt de commissie globale con- tingenten huisartsen en specialisten af." Mini- mumquota voor kinderpsychiaters enzoverder zijn gebaseerd op wat de sector vraagt en wat er qua kwaliteitsvolle opleidingsplaatsen be- schikbaar is. "Hoe de minima dan effectief inge- vuld worden is niet duidelijk," zegt Peleman. Het doel is om hoe dan ook een medisch aanbod te bekomen dat voldoende groot is om een toe- gankelijke, kwaliteitsvolle zorg te behouden. De contingentering beperkt uiteraard het aan- tal erkende plaatsen in de curatieve zorg. Ze vormt het federale antwoord op de pletho- ra. Ook de Vlaamse gemeenschap beperkt het aanbod. Dat gebeurt via een toelatingsproef en de numerus clausus voor de geneeskundestu- dies. "Beide beperkende mechanismen werken in feite onafhankelijk van elkaar en hebben een belangrijke impact op de opleiding geneeskun- de en op de organisatie van de gezondheidszorg in het algemeen", aldus nog professor Peleman. opdracht, vindt Peleman. Hoe evolueert bijvoor- beeld de rol van de paramedici? Wat kan ver- wacht worden van de verpleegkundigen in de huisartsgeneeskunde? Wat met de chronische zorg? Wat met technische hulp aan zieken- weggelegd voor de huisarts in het nog te definiëren gezond- heidszorgmodel? "Duidelijk is wel dat in Vlaanderen meer krachten ijveren voor een cen- trale rol voor de huisarts. Frans- talig België wil daarentegen de rol van de huisarts niet centraal definiëren." Verder wijzigt de taakinvul- ling binnen alle beroepsgroe- pen en worden bevoegd- heden gedelegeerd. "Een taakdelegatie tussen artsen, verpleegkundigen, apothekers en anderen vereist nieuwe vaardigheden inzake informa- tica en regeneratieve genees- kunde. Dus zijn er nieuwe op- zegt Peleman die ook vindt dat "bevlogen art- sen meer arts kunnen zijn als de bevoegdheids- delegatie beter ondersteund wordt." Dat vergt wel een aanpassing van de regelgeving. De Gentse arts wijst er ook op dat artsen niet langer een vlakke loopbaan hebben. "Dus is een specifiek HR-beleid nodig. `Senior'-artsen moeten in het beroep blijven en er wordt best rekening gehouden met een zekere uitstroom- andere niet rechtstreeks bij de patiëntenzorg betrokken disciplines. Artsen moeten zich kun- nen heroriënteren tijdens hun loopbaan." En uiteraard is ook de Europese Unie steeds prominenter aanwezig in de organisatie van de gezondheidszorg. Tegelijk vervaagt de rol van België meer en meer. heid van de federale overheid behoren of samen tot de bevoegdheid van de gemeenschappen. Ze los van elkaar aansturen op twee niveaus zoals nu het geval is, kan niet. Ook een kadaster is essentieel." Aldus professor Renaat Peleman, hoofdarts in het UZ Gent. verantwoord koffiedik kijken De meer participatieve houding van de burger evolueert bijvoor- beeld naar consumentisme. Hoger opgeleide mensen, meer welvaart en een groeiend individualisme wijzigen de kwantiteit en de aard van de zorgvraag. ken voelen bij het sturen van hun gezondheidszorg impliceert dat art- len moeten uittrekken. Ook de toenemende vraag naar een `second opinion' kan het aantal contacten per patiënt doen toenemen. Meer allochtonen en dus meer taal- en cul- tuurbarrières zorgen er allicht eveneens voor dat artsen aan deze specifieke groepen meer tijd per patiëntencontact moeten besteden. ontwikkelingen. "Multidisciplinaire behan- delingen," dixit Peleman, "gaan gepaard met Dat kost relatief veel tijd. Dat doet de tijds- besteding per patiënt toenemen. Meer aan- dacht voor kwaliteitsontwikkeling en controle beïnvloedt zowel de tijd per patiënt als het aandeel van de niet-patiëntgebonden activiteiten."Er zijn ook meest voor de hand liggende factoren die de vraag naar medische zorg beïnvloeden: de groei van de bevolking in het algemeen, vergrijzing, toename van de behoeften, van het aantal comorbiditeiten en van beschavingsziekten zoals cardiovasculaire aandoeningen en obesitas. contingentering wordt toegelaten sterk toeneemt. |