Union des Classes Moyennes ofwel de interprofessionele zelfstandigen en KMO's vertegenwoordigt, en de Unplib (Union nationale des professions libérales et intellectuelles) vinden dat de vrije beroepen omwille van hun economisch (een kwart van de zelfstandigen) en sociaal (geprivilegieerde band met patiënt of cliënt) belang speciale aandacht verdienen van de overheid. De twee verenigingen stellen vast dat deze beroepsgroep zich bevindt in een omgeving die in volle verandering is. "Patiënten, cliënten en bedrijven hebben nieuwe noden en verwachtingen. Nieuwe beroepen zonder reglementering (coaches, consultants, experts, alternatieve geneeskunde, enz.) maken de sector competitiever." Binnen de groep van de zogenaamd `traditionele' vrije beroepen (TVB) goed voor 67.000 op een totaal van 166.735 worden naar activiteit vier groepen (zie grafiek) onderscheiden. De medische sector (in de strikte zin van het woord) bestaat uit artsen, apothekers en dierenartsen en is goed voor 44% van het totaal. De juridische sector (advocaten, notarissen en gerechtsdeurwaarders) zijn goed voor 27%. 16% van de TVB wordt ondergebracht bij de `cijferaars' (bedrijfsrevisoren, accountants en fiscalisten). De technische pijler die onder meer de architecten en de landmeters omvat, is goed voor 13% van het totaal. en de Unplib vast dat het aantal mensen met een intellectueel beroep toeneemt. Het aantal mensen dat een traditioneel vrij beroep uitoefent (nvdr.: waaronder de artsen) vertoont de tendens te stagneren. "Deze achteruitgang van de zogenaamd traditionele beroepen gaat gepaard met een vooruitgang van de nieuw opduikende beroepen (experts, coaches, alternatieve geneesheren, ergotherapeuten, enz.). Deze intellectuele beroepen kenden de afgelopen vijf jaar een stijging met 5%. Hun aantal steeg de afgelopen vijf jaar met bijna 10.000 om heeft vandaag de kaap van 39.000 bereikt", geven de twee organisaties aan. bijkomende activiteit uit te oefenen vrije beroepen nood hebben aan echte ondersteuning door de politieke en de socio- economische wereld. In een memorandum verzamelden de twee verenigingen de tien eisen van de sector. "Eerst en vooral hebben de vrije beroepen nood aan een positieve definitie (1) om hun zichtbaarheid te verbeteren (2) en zo de toepassing van een specifieke politiek mogelijk te maken. Gebeurt dat niet dan vallen ze onder wet op de commerciële activiteiten en die is te beperkend voor de te versterken, moet een gemeenschappelijke sokkel van ethische regels ontwikkeld worden (3), moet het imago van de Ordes en Instituten (4) bijgesteld worden en moeten de beroepen zonder regels aangespoord worden aan zelfreglementering te doen (5). De politieke wereld moet de oprichting van deontologische en disciplinaire organen in de schoot van nieuwe beroepsgroepen ondersteunen. Deze moeten zo geregeld zijn dat ze bedriegers kunnen uitsluiten en aan geloofwaardigheid en vertrouwen winnen bij de consument." Ze benadrukken tevens dat de uitoefening van een vrij beroep vereenvoudigd en gefaciliteerd moet worden. concrete voorstellen: faciliteren van tijdelijke groeperingen en het werken in een netwerk (6), verbetering van het statuut van de zelfstandige medewerker (7), bescherming van het privépatrimonium (8), het verbod aan ambtenaren om een bijkomende activiteit uit te oefenen (9) en een opleiding reserveren voor het beheer van een kabinet (10). Bij de uitwerking van sommige van deze plannen (werken aan het imago van de Ordes, faciliteren van het werken in een netwerk, enz.) moet het medisch korps toch even blijven stilstaan. intellectueel beroep. Artsen maken deel uit van deze groep. De UCM en de Unplib stellen tien maatregelen voor om deze groep beroepen te ondersteunen. van de Bvas gepensioneerden ouder dan 65 jaar een bijkomend inkomen voor op voorwaarde dat ze een carrière van 42 jaar kunnen aantonen. Deze maatregel zorgde voor zure oprispingen bij nogal wat vrije beroepers. tafel van de regering bevindt, is niet alleen discriminerend ten aanzien van artsen, langer te werken", zegt Marc Moens, voorzitter van de Bvas. "Artsen die blijven werken na hun 65 De Croo, twee oplossingen voor, specifiek voor artsen. Ofwel neemt men de jaren tijdens dewelke de arts onder het sui generis-statuut viel van de arts in opleiding mee in rekening. Hiervoor volstaat een toevoeging aan artikel 107, paragraaf 2B van het Koninklijk Besluit van 22 december 1967 in verband met het overlevingspensioen van zelfstandigen. Ofwel neemt men de stagejaren mee in rekening als jaren die effectief tot de carrière behoren. voor andere vrije beroepers zoals tandartsen, advocaten en notarissen, om ook daar een einde te maken aan dergelijke discriminatie. |