background image
24
I
De Specialist
13-6
10 april 2013
www.despecialist.eu
Professor Decramer, u hebt on-
langs een artikel over de comor-
biditeiten van COPD gepubli-
ceerd (1). Vanwaar uw interesse
voor dit thema?
Marc Decramer: Enkele jaren geleden
werd een studie uitgevoerd naar de
doodsoorzaken bij COPD-patiënten (2).
De onderzoekers konden aantonen dat
slechts 40% van de overlijdens zeker
of waarschijnlijk het gevolg waren van
COPD. In 50% van de gevallen hield het
overlijden van de patiënt geen verband
met de ziekte. Bij 9% van de patiënten
werd de doodsoorzaak niet achterhaald.
Een derde van de overlijdens werd
toegeschreven aan cardiovasculaire
aandoeningen.
Het is dus belangrijk om
rekening te houden met de
comorbiditeiten van COPD-
patiënten omdat de impact
daarvan op de mortaliteit
groter is dan die van de
chronische obstructieve
longziekte (COPD) zelf,
behalve dan als die in een
gevorderd stadium zit.
Misschien kunnen
we ze snel even
overlopen...
Marc Decramer:
Die comorbiditeiten
zijn cardiovasculaire
aandoeningen, longkanker,
diabetes, spierzwakte,
osteoporose, angst en
depressie.
Roken is waarschijnlijk
wat cardiovasculaire ziekten
en COPD verbindt...
Marc Decramer: De blootstelling aan tabak
is niet de enige verklaring voor het samen
voorkomen van de aandoeningen (3): de
verbanden tussen de twee ziekten zijn
complex, multifactorieel en nog onvoldoende
begrepen.
We stellen wel vast dat COPD en
cardiovasculaire ziekten een reeks
risicofactoren gemeenschappelijk hebben.
Dat kunnen wijzigbare omgevingsfactoren
zijn, maar ook voorbeschiktheid.
Van de gemeenschappelijke wijzigbare
risicofactoren is roken zeker de belangrijkste,
maar ook een gebrek aan beweging en
het voedingspatroon mogen niet worden
onderschat. Zo is vastgesteld dat niet-
actieve rokers een hogere kans hebben
op COPD dan actieve rokers (4). De ESW
(eensecondewaarde) gaat ook minder
achteruit bij actieve rokers dan bij niet-
actieve rokers.
Bijzonder interessant zijn de kleine
stofdeeltjes. Die kunnen diep in de longen
doordringen, tot in de bronchiolen en de
longblaasjes, waar ze aanleiding geven
tot een ontsteking van de longen en
bronchiolitis, vroege letsels van COPD (5).
De lokaal vrijgezette pro-inflammatoire
mediatoren kunnen door translocatie in
de bloedsomloop terechtkomen en zo het
ontstaan van endotheliale disfunctie, een
toestand van hypercoagulabiliteit en de
vorming van atheroomplaques bevorderen
(6, 7). Het verband tussen een acute
exacerbatie van COPD en een tijdelijke
verhoging van het risico op myocardinfarct
zou kunnen worden verklaard door een
stijging van de fibrinogeenconcentraties en
de daaruit voortvloeiende protrombotische
toestand (8).
Ook andere factoren bevorderen het
ontstaan van cardiovasculaire events bij
COPD-patiënten. Meer specifiek acute
hypoxemie, chronische anemie, ernstige
ademhalingsinsufficiëntie...
Hoe zit het met het verband
tussen COPD en longkanker?
Marc Decramer: COPD is een onafhankelijke
risicofactor voor longkanker. Ook hier lijkt
roken de gemeenschappelijke factor te zijn,
maar zeggen dat dit alles verklaart, zou te
simplistisch zijn. Het risico op longkanker
bij COPD-patiënten is 2 tot 6 keer hoger
dan bij rokers zonder COPD (9). De afname
van de ESW is overigens geassocieerd met
een verhoogd risico op kanker, los van het
rookverleden van de patiënt (10).
De mechanismen achter de verhoogde
vatbaarheid van COPD-patiënten voor
kanker zijn uiterst complex. Dankzij
associatiestudies op het niveau van het
volledige genoom en casecontrolstudies
konden gemeenschappelijke genetische loci
worden geïdentificeerd, die een rol spelen
in het verhoogde risico op longkanker en op
COPD. Deze regio's zijn geassocieerd met de
aanmaak van eiwitten die een rol spelen in
de pathogenese van de twee aandoeningen.
Aan dit onderzoeksdomein zijn verschillende
recente publicaties gewijd (11-14).
Ook epigenetische veranderingen zouden een
rol kunnen spelen. Het betreft wijzigingen
in de genexpressie zonder veranderingen
in de nucleotidesequenties: acetylering
van histonen, methylering van het DNA...
Sommige van die veranderingen zouden
bepaalde mensen vatbaarder kunnen maken
voor zowel COPD als kanker (15).
Tot slot hebben verschillende onderzoekers
gewezen op een mogelijke rol van chronische,
aanhoudende ontsteking. De activering
van ontstekingsbevorderende mediatoren,
die typisch is voor COPD, zou een micro-
omgeving creëren die gunstig is voor de
ontwikkeling van kanker (16).
Welke impact hebben die vast-
stellingen op het therapeutische
beleid?
Marc Decramer: Iedereen dringt aan op de
noodzaak van onderzoek en behandeling van
de comorbiditeiten, hoewel er voorlopig nog
geen nauwkeurige en officiële aanbevelingen
beschikbaar zijn.
Ik wil in verband hiermee signaleren dat
selectieve bètablokkers, zoals atenolol en
bisoprolol, kunnen worden toegediend aan
COPD-patiënten (17).
De preventie en behandeling van osteoporose
zijn zeer belangrijk. Patiënten met osteopenie
of osteoporose die geen behandeling nodig
hebben met systemische corticoïden of die
geen overmatige botfragiliteit vertonen,
zouden dagelijks 800IE vitamine D en 1g
calcium moeten krijgen (18). Bij ernstige
osteoporose of osteopenie met bevestigde
botfragiliteit of chronische systemische
corticotherapie, is het aangewezen om een
antiresorptiebehandeling met bisfosfonaten
in te stellen.
Respiratoire revalidatie is zeer nuttig om de
spierzwakte te bestrijden.
V1833N
Te weinig aandacht voor de
comorbiditeiten
van COPD
?
De impact van de comorbiditeiten van COPD op de mortaliteit is
groter dan die van COPD zelf, behalve in een gevorderd stadium.
Omdat de associatie zo frequent voorkomt, moeten we ons
afvragen wat de eventuele gevolgen ervan voor het therapeutisch
beleid zijn. Toelichting en commentaar van Professor Marc Decramer
(UZ Leuven).
MEDISCH & WETENSCHAPPELIJK NIEUWS
Marc Decramer (UZ Leuven)