heden van tabaksintoxicatie in de ontwikkeling van de ziekte van Crohn lijken duidelijk aan- getoond. En die effecten treden onmiddellijk op en zijn dosis- gerelateerd. Rokers die stoppen, lopen dezelfde risico's als niet- rokers. Het effect van roken lijkt dus specifiek. op het ontwikkelen van de ziekte van Crohn dan niet-rokers. Maar de duidelijk, hoewel de invloed van roken op het afweersysteem van de darmen ondertussen duidelijk is aangetoond. Roken wijzigt de lokale en algemene afweermechanismen (polynucleaire cellen, CD4-lymfocyten, cytotoxische activiteit). Het vermindert ook de productie van IgA's in het speeksel en de darmen en heeft de neiging om de lokale en algemene productie van cytokines te remmen, onder andere die van de CCL20- CCR6-route, en de productie van IL-8, IL-2 en TNF-alfa, meer specifiek op het niveau van de terminale kronkeldarm (ileum) en de Peyerse platen. Op die manier zou het de cytokinerespons kunnen oriënteren in het voordeel van een Th1- of Th2-profiel met de overwegende lesionele expressie, de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa. glucocorticoïden verhoogt roken de plasmaconcentraties van het leukotriene B4: het inhibeert ook de productie van prostaglandines en leukotrienen door de alveolaire macrofagen en vermindert de productie van eicosanoïden in het colon. Rokers genereren overigens ook meer vrije radicalen, een belangrijke onderhoudende factor voor inflammatoire letsels van het slijmvlies. Ze hebben ook vaak te weinig antioxidanten (1). van het UZ Gent onder leiding van Stephanie Verschuere de tabaksgerelateerde epitheliale apoptose meer gedetailleerd op een CCR6- deficiënt muismodel. Hun onderzoek leidde tot de vaststelling dat chronische blootstelling aan tabaksrook aanleiding geeft tot apoptose in het folliculaire epitheel. Tegelijk stelden ze een significante toename van de dendritische cellen en de T CD4+ -cellen vast (met inbegrip van de TReg-cellen), zowel chronisch als bij acute blootstelling. Deze wijzigingen gingen overigens gepaard chemokines CCL9 en CCL20. chronische blootstelling aan tabaksrook bij muizen een verhoging van de autofagie veroorzaakt (toename van het aantal autofagieblaasjes, maar niet van hun volume) (3). Dit toont aan dat het een niet-verwaarloosbare stress induceert in de Peyerse plaques. De reden voor de meer specifieke gevoeligheid van de dunne darm en het proximale gedeelte van het colon houdt waarschijnlijk verband met een andere omgevingscontext (andere samenstelling van de flora?). dus absoluut stoppen met roken omdat roken de reparatiemogelijkheden van het slijmvlies vermindert. Bij colitis ulcerosa lijkt roken bescherming te bieden. Dat impliceert echter niet dat roken `toegestaan' is. Er zijn namelijk ook nog de cardiovasculaire en pulmonale risico's van roken. Wel roept dit de vraag op of nicotine nuttig is (in de vorm van pleisters bijvoorbeeld). Maar op die vraag hebben we nog geen antwoord. van een presentatie van dr. Stephanie Verschuere (UZ Gent) 1. Cosnes J. Best Pract Res Clin Gastroenterol 3. Verschuere S, et al. Histochem Cell Biol de levenskwaliteit (19). schappelijke risicofactoren is waarschijnlijk een belangrijk aspect... dat stoppen met roken zowel de progressie van COPD als de comorbiditeiten en de mortaliteit vermindert (20). Er is echter geen duidelijk bewijs dat een afname van de systemische ontsteking of meer lichaamsbeweging effect heeft. COPD een effect op de comorbiditeiten? en gerandomiseerde studie kon een duidelijk antwoord op deze vraag geven, omdat de aanwezigheid van ernstige comorbiditeiten meestal een exclusiecriterium is. Gegevens wijzen echter op een heilzaam effect van bronchusverwijders. dat tiotropium (in UPLIFT) en de combinatie van flutacison en salmeterol (in TORCH) de dan COPD zouden kunnen verminderen (21, 22). In de UPLIFT-studie werd een significante daling van de incidentie van infarcten vastgesteld. vraag: heeft de behandeling van de comorbiditeiten een gunstig effect op COPD? prospectieve studies beschikbaar, maar observationele gegevens wijzen uit dat geneesmiddelen die langdurig worden voorgeschreven voor de comorbiditeiten een invloed hebben op de evolutie van COPD. Dat is het geval voor statines, angiotensineconvertase-inhibitoren, sartanen en bètablokkers (23-29). Deze observaties zijn echter niet voldoende robuust om betrouwbare aanbevelingen te kunnen formuleren. is mogelijk dat sommige gegevens niet zijn goedgekeurd door de Belgische instanties van de gezondheidszorg. sigaret maakt het erger testen in geval van ernstige hypercholesterolemie verschenen. De studie omvat 630 Britse onderzoekspersonen en 716 Belgen waarbij familiale hypercholesterolemie vermoed wordt op basis van een hoog cholesterolgehalte en vroegtijdige familiale antecedenten van cardiovasculaire ziekten. receptor en/of andere genen verantwoordelijk voor familiale hypercholesterolemie met dominant erfelijke vorm. Zo werden 12 allelen van polymorfisme geanalyseerd, brengen. Deze studie beantwoordt de vraag waarom bepaalde patiënten een zeer hoog cholesterolgehalte hebben, terwijl ze toch niet drager zijn van dominant erfelijke mutaties die verantwoordelijk zijn voor familiale hypercholesterolemie. verzamelen (minder ernstige mutaties die kleine cholesterolvariaties veroorzaken) op een groot aantal van hun genen en dat deze accumulatie resulteert in een belangrijke verhoging van het LDL-cholesterolgehalte. Het gaat hier over het eerste bewijs van polygenetische oorsprong van bepaalde ernstige soorten van hypercholesterolemie (waarover men nochtans als zeer lang praat!). Deze studie wil ook het belang aantonen van cascadescreening (onderzoek d.m.v. genetische testen bij andere familieleden), en de strategie die we reeds 15 jaar hanteren maar die sinds januari 2012 uitgebreid werd dankzij de prijs `Care for people' in 2011 en meer recent de Christelijke Mutualiteit. Talmud PJ, Shah S, Whittall R, et al. Use of low-density lipoprotein cholesterol gene score to distinguish patients with polygenic and monogenic familial hypercholesterolaemia: a case-control study. Lancet 2013 Feb 21. pii: S0140- 6736(12)62127-8. doi: 10.1016/S0140-6736(12)62127-8. [Epub ahead of print] |