background image
I
21
De Specialist
13-6
10 april 2013
www.despecialist.eu
de facto uitsluiten. Het statuut is enkel van
toepassing op partners van zelfstandigen
die hun activiteit uitoefenen als natuurlijk
persoon. Partners van bedrijfsleiders
(BVBA, eBVBA, NV, CVBA, enz.) hebben
er dus geen recht op. Ten tweede mag de
meewerkende echtgeno(o)t(e) geen eigen
socialezekerheidsrechten genieten. Dit
zijn de partners die reeds over een sociale
dekking zouden beschikken in het kader van
een activiteit als werknemer, ambtenaar,
zelfstandige of als genieter van een
vervangingsinkomen. Ten derde, partners die
geen effectieve hulp bieden of die slechts
toevallige hulp bieden, zijn uitgesloten van
dit stelsel.
Opgelet, in de eerste twee gevallen dient
toch het formulier dat wordt afgeleverd
door de sociale zekerheidskas van de
zelfstandige zorgvuldig te worden ingevuld.
De partner die van oordeel is dat hij of zij
slechts toevallige hulp biedt en afziet van het
statuut van meewerkende echtgeno(o)t(e)
zal een verklaring op erewoord moeten
invullen en terugsturen naar het sociaal
verzekeringsfonds.
Interessant of niet
Bij onze rondvraag naar getuigenissen van
artsen van wie de partner opteerde voor het
statuut van meewerkende echtgeno(o)t(e),
stelden we vast dat dit stelsel niet echt hoog
staat aangeschreven bij het beroep. "Ik ken er
die bedrogen uitkwamen op het moment dat
ze met pensioen gingen. De anderen praten er
niet veel over"
, zo vertelt ons een cardioloog
tussen de regels door.
Feit is dat tot in 2005 en de invoering van
het verplichte `maxistatuut' het stelsel van
meewerkende echtgeno(o)t(e) nadelig had
kunnen zijn op het niveau van het pensioen.
Een absurde situatie, terwijl het doel van
de wetgever er net in bestond om aan de
partner meer persoonlijke rechten toe
te kennen inzake pensioen. Dat verklaart
waarom sinds 2005 het nieuwe stelsel van
het `maxistatuut' bijkomende garanties biedt.
Voortaan kan de som van de individuele
pensioenen, dit wil zeggen dat van de zelf-
standige en de meewerkende echtgeno(o)t(e),
niet lager zijn dan het pensioen aan het
gezinstarief dat zou verkregen zijn onder
het oude stelsel. Concreet betekent dit dat
personen van wie het pensioen zou dalen als
gevolg van het nieuwe stelsel, toch aanspraak
kunnen maken op het meest voordelige
pensioen, zoals gedefinieerd in de regels van
het oude stelsel.
"De nieuwe regeling is bijzonder interessant
voor de hogere inkomensgroepen,
zo luidt
het bij het RSVZ. De inkomsten waarop het
pensioen wordt berekend, zijn geplafonneerd
op een bedrag van ongeveer 50.000 euro.
Wanneer een hoger gezinsinkomen opgesplitst
wordt in twee afzonderlijke inkomens onder
dit plafond, dan zal dat voordeliger uitkomen.
Het gezin zal dan de individuele pensioenen
genieten die als ze samengevoegd worden
hoger zullen zijn dan het gezinsbedrag in het
oude stelsel."
Opgelet voor valstrikken
De fiscus staat over het algemeen een
transfer toe van 30% van het inkomen
van de zelfstandige naar de meewerkende
echtgeno(o)t(e). Opgelet evenwel: de toe-
wijzing aan de meewerkende echtgeno(o)t(e)
mag slechts het inkomen betreffen uit
de activiteit waarvoor effectief hulp wordt
geboden. Dit is een niet onbelangrijk detail.
In een arrest van 14 maart 2012 gaf het Hof
van Beroep van Brussel de fiscus gelijk die
het deel van 30% dat een anesthesist had
toegewezen aan zijn meewerkende partner
als overdreven bestempelde. Waarom? De
arts bezat een privékabinet en werkte ook
in een ziekenhuis. De meewerkende partner
bood hulp in het privékabinet. Welnu, dat
privékabinet genereerde slechts een klein
deel van het totale inkomen. De fiscus
oordeelde dus dat de meewerkende partner
slechts recht had op 30% van het inkomen
gegenereerd in het privékabinet of ten
hoogste op het loon van een secretaresse.
Het hof gaf de belastingadministratie op dit
punt gelijk.
Bij de toewijzing van het inkomen aan
de meewerkende echtgeno(o)t(e) moet
dus rekening worden gehouden met de
opsplitsing van inkomsten
uit verschillende activiteiten,
bijvoorbeeld die van een
privékabinet en die van
een ziekenhuisactiviteit. In
geval van twijfel kan het
advies van een boekhouder
of een gespecialiseerd
fiscalist aangewezen zijn om
problemen met de fiscus te
voorkomen.
Witte raaf?
Ondanks de voordelen die
het biedt, is het statuut van
meewerkende echtgeno(o)t(e)
niet echt in trek bij
medische beroepen. De
verklaring daarvoor is
misschien de slechte reputatie die het
meedraagt uit de periode van voor het nieuwe
maxistatuut dat in 2005 werd ingevoerd?
Ja, maar niet enkel dat. De verklaring is ook
te zoeken bij de evolutie van het beroep en
van de samenleving in haar geheel. In 90%
van de gevallen gaat het om meewerkende
echtgenotes (zie kader hiernaast) en tegelijk
zien we dat de medische beroepen de laatste
jaren opvallend vervrouwelijkt zijn. "De tijd dat
de arts de enige kostwinner van het gezin was,
lijkt voorbij,
aldus Michel Masson, voorzitter
van de syndicale kamer van Luik en Luxemburg
van de BVAS. Vandaag is het beroep van arts
steeds vaker niet het enige beroep in het gezin.
De partner helpt niet meer omdat hij of zij
zelf een beroep uitoefent."
Jacques de Toeuf,
ondervoorzitter van de BVAS, is dezelfde
mening toegedaan: "De rol van meewerkende
partner in een medisch beroep wordt blijkbaar
schaarser. Vrouwen van de huidige generatie
werken zelf. Overigens kunnen huisartsen
ook steun genieten wanneer ze personeel
aanwerven, waardoor het minder interessant
wordt om een beroep te doen op de partner.
We mogen evenmin uit het oog verliezen dat
hoewel het statuut van meewerkende partner
een sociale dekking biedt, het ook een reeks
verplichtingen inhoudt wat de bijdragen
betreft. De kosten-batenanalyse moet ook
rekening houden met dekkingen die reeds
elders beschikbaar zijn. Vandaag kan de partner
van een arts ook op de markt verzekeringen
vinden die hem of haar indekken tegen dezelfde
risico's."
Albin Wantier
­­­­­­­
­­­­­­
1. Ministatuut
Voorlopige bijdragen per trimester
ˇ
Voor elke periode waarin de
geholpen zelfstandige zich in begin
van activiteit bevindt: 25,34 euro
ˇ
0,79% op een inkomen van
12.830,63 euro
Definitieve bijdragen per trimester
ˇ
0,79% op de inkomensschijf onder
55.405,04 euro (op een minimum
van 12.830,63 euro)
ˇ
0,51% op de inkomensschijf
tussen 55.405,04 euro en
81.649,49 euro
ˇ
0% op de inkomensschijf boven
81.649,49 euro
ˇ
Minimumbijdrage: 25,34 euro
ˇ
Maximumbijdrage: 142,89 euro
2. Maxistatuut
Voorlopige bijdragen per trimester
ˇ
1
ste
jaar: 288,87 euro
ˇ
2
de
jaar: 295,92 euro
ˇ
3
de
jaar: 302,96 euro
Definitieve bijdragen per trimester
ˇ
5,5% (22%/jaar) op de
inkomensschijf onder 55.405,04
euro (op een minimum van
5.636,50 euro)
ˇ
3,54% (14,16%/jaar) op de
inkomensschijf tussen 55.405,04
euro en 81.649,49 euro
ˇ
0% op de inkomensschijf boven
81.649,49 euro
Voor de regularisatie van de periode
van begin van activiteit, wordt het
percentage van 22% teruggebracht
tot:
ˇ
1
ste
jaar: 20,50%
ˇ
2
de
jaar: 21%
ˇ
3
de
jaar: 21,50%
Minimumbijdrage:
ˇ
1
ste
jaar: 288,87 euro
ˇ
2
de
jaar: 295,92 euro
ˇ
3
de
jaar: 302,96 euro
ˇ
vanaf het 4
de
volledige
kalenderjaar: 310,01 euro
Maximumbijdrage: 3.976,33 euro
De bijdragen van
de meewerkende
echtgeno(o)t(e
"Ondanks de voordelen die het statuut van meewerkende
echtgeno(o)t(e) biedt, lijkt het bij medische beroepen niet
erg in trek meer."
"Sinds 2005 biedt het
nieuwe stelsel van
`maxistatuut' bijkomende
garanties."
Voor meer informatie over het statuut
van meewerkende echtgeno(o)t(e)
kunt u terecht bij het RSVZ of uw
sociaal verzekeringsfonds.
ECONOMIE