background image
7
GUNAIKEIA
VOL 18 Nr 2
2013
Een preliminair onderzoek in het UZ leuven toont een
trend dat er een betere overlevingskans is bij dooien na
vitrificatiemethode. De doorgroei na 24 uren zou ook beter
zijn in deze groep. Klinisch worden nog geen significante
verschillen gezien in implantatiekans. Een hoger aantal
inclusies zijn nodig om deze trends effectief te bevestigen.
Cryo van eicellen en ovariumweefsel
Dominic Stoop, Centrum voor Reproductieve
Geneeskunde, UZ Brussel
Cryopreservatie van eicellen via vitrificatie is uiterst effi-
ciënt. De conventionele invriesmethode via
slow freezing
is de standaard, doch potentiële verbetering wordt gezien
via vitrificatietechniek. Belangrijkste beperking van cryo-
preservatie is de tijd nodig om voldoende aantal eicellen
te preleveren en preserveren vooraleer een oncologisch
behandelingstraject te starten. De kans op een levend-
geborene bedraagt ongeveer 4 tot 5% per eicel indien pa-
tiënte jonger is dan 37 jaar op het moment van `inbanken'.
Cryopreservatie van ovarieel weefsel is geïndiceerd voor
volwassenen wanneer ovariële stimulatie niet mogelijk is
of niet gewenst en bij prepubertaire meisjes. tot op heden
zijn slechts 22 geboorten beschreven na transplantatie
van ovarieel weefsel, dit meestal na spontane conceptie.
Orthotope transplantatie geniet de voorkeur. Herstel van
de ovariële functie impliceert niet altijd normale vrucht-
baarheid. Er is een optimalisatie van het revascularisatie-
proces noodzakelijk. We zien dat posttransplantpatiën-
ten reageren als
poor responders bij ovariële stimulatie,
vergelijkbaar met vrouwen boven 42 jaar.
Er dient beschreven te worden dat er oprechte bezorgdheid
heerst i.v.m. herintroductie van de primaire ziekte, voorna-
melijk bij leukemie wordt op dit moment het klinische be-
lang van `
minimal residual disease' verder onderzocht.
Stoornissen in het glucidenmetabolisme
(incl. PCOS)
Chantal Mathieu, Endocrinologie,
KU Leuven
Diabetes wordt meer prevalent,
ook bij vrouwen die zwanger
willen worden. In 2011 bedroeg
de wereldwijde prevalentie 366
miljoen. Diabetes bestaat als een
waaier van diverse pathologieën
waaronder type 1, type 2, zwan-
gerschapsdiabetes, diabetes na
pancreaschirurgie, na cortisone-
gebruik, erfelijk,... Deze vormen hebben één factor ge-
meen, namelijk een verhoogde glycemie (
Tabel 1). Het
onderliggend pathofysiologisch mechanisme verschilt.
Bij type 1 diabetes is er door destructie van de bètacellen
t.h.v. de eilandjes van Langerhans een tekort aan insuline.
Bij type 2 diabetes (> 90% van alle diabetes patiënten)
bestaat er perifeer t.h.v. spieren, lever en vetcellen een
verhoogde weerstand aan insuline. Hierdoor zal een ver-
hoogde glycemie ontstaan indien de bètacellen relatief
onvoldoende insuline kunnen produceren om de verhoog-
de vraag te beantwoorden.
Zwangerschapsdiabetes kunnen we in deze laatste cate-
gorie indelen. De maternale en neonatale complicaties van
diabetes zijn gekend (
Tabel 2 en 3). Het is heel belangrijk
een goede glycemiecontrole te bekomen voor een goede
outcome.
Chantal Mathieu
Tabel 1: Diagnose diabetes.
Normaal
Gestoorde
glucose-
tolerantie
Diabetes
Nuchter
< 100mg/dl
100 en
< 126mg/dl
126mg/dl
OGTT (75g 2u) < 140mg/dl
140 en
< 200mg/dl
200mg/dl
Random staal
200mg/dl
HbA1c
< 5,7%
5,7-6,4%
6,5%
ADA guidelines, Diabetes Care 2012
Tabel 2: Maternale en neonatale complicaties van
diabetes.
Mother
- Hypoglycaemia
- Diabetic ketoacidosis
- Progression of eye and kidney disease
- Caesarean section
- Hypertension
Baby
- Malformation
- Stillbirth
- Neonatal death
- Prematurity
- Macrosomia
- Growth restriction
- Neonatal problems
- long-term: diabetes, obesity, etc.
Tabel 3: Diabetes and the foetus: congenital
malformations.
Background risk: ~1-2%
HbA1c
Risk
Risk
> 10-20 SD
10-11%
Very high
25-30%
6-10 SD
8-10%
Moderate
4-9%
< 4 SD
< 7%
Low
2%