22
GUNAIKEIA
VOL 18 Nr 2
2013
Van alle bestudeerde risicofactoren toonden enkel mater-
nale leeftijd > 35 jaar (p = 0,007), BMI > 30 (p = 0,001) en
een positieve familiale anamnese voor GDM (p = 0,003)
een statistisch signifi cante risicotoename voor GDM
(
Tabel 1). Andere risicofactoren waarvan de prevalentie te
laag was om conclusies te trekken betreffende de relatie
tussen de risicofactoren en GDM worden weergegeven
in
tabel 2. Verdere analyse toont dat van alle 167 GDM-
positieve patiënten 37 (22,1%) geen enkele risicofactor
hadden, 61 (36,5%) hadden één risicofactor, 34 (20,3%)
hadden twee risicofactoren, 28 (16,8%) hadden er drie,
7 (4,2%) hadden vier risicofactoren voor GDM. Er was
geen enkel geval van meer dan vier risicofactoren. Onder
alle GDM-negatieve patiënten had 35,6% (178) geen en-
kele risicofactor, 33,8% (169) had één risicofactor, 23,8%
(119) had er twee, 6,4% (32) had drie risicofactoren, één
geval (0,2%) van vier risicofactoren en één (0,2%) van vijf.
Conclusie
toepassen van de nieuwe criteria resulteert in een substan-
tiële toename in het aantal diagnosen van GDM. De pre-
valentie van GDM binnen onze studiepopulatie bedraagt
23,9%. Bij 8,4% van de patiënten werd dit screeningsmo-
del niet toegepast om organisatorische redenen of wei-
gering tot deelname door de vrouwen. In de Belgische
setting brengt deze screeningsstrategie een behoorlijke
toename van de
workload met zich mee voor de labo's (er
dienen 2 à 3 OGtt's per werkdag te worden verricht) en de
diensten endocrinologie. Alle diagnosen werden gesteld
middels nuchtere glycemiebepaling of OGtt.
Universele screening lijkt aangewezen gezien het gebrek
aan correlatie tussen risicofactoren en biochemische
resultaten.
toepassen van minder strenge criteria (HAPO 6) reduceert
de ziektelast en zou kunnen resulteren in analoge klini-
sche uitkomsten. Deze resultaten worden verwacht voor
volgend jaar en zullen de kosteneffectiviteit van deze
strategie mee helpen bepalen.
Referenties
1.
American Diabetes Association. Clinical practice recommendations 2001: gestational
diabetes mellitus. Diabetes Care 2001;24:Suppl 1:S77-S79.
2.
Metzger B, Coustan Dr. Summary and recommendations of the Fourth
International Workshop-Conference on Gestational Diabetes Mellitus. Diabetes Care
1998;21:Suppl2:B161-B167.
3.
the HAPO Study Cooperative research Group. Hyperglycemia and Adverse Pregnancy
Outcomes. N Engl J Med 2008;358:1991-2002.
4.
International Association of Diabetes and Pregnancy Study Groups Consensus Panel.
International Association of Diabetes and Pregnancy Study Groups recommendations
on the Diagnosis and Classifi cation of Hyperglycemia in Pregnancy. Diabetes Care
2010;33:Suppl3:676-82.
Welke plaats voor anticoagulantia
tijdens de zwangerschap?
Het risico op trombo-
embolie tijdens de
zwangerschap is niet
onbestaand (1-1,5/1.000
zwangerschappen) en
bovendien vijf tot zes keer
hoger dan buiten een
zwangerschap. De helft van de incidenten
komt voor in de eerste twintig weken en
twintig keer zo vaak na de bevalling (80%
in de eerste drie weken). Bovendien zijn
de trombo-embolische events anders:
meestal betreft het ileofemorale trombosen
(in drie kwart van de gevallen, meestal aan
de linkerzijde, terwijl ze in de algemene
bevolking slechts 10% van de gevallen
vertegenwoordigen).
Te ontdekken
op gunaïkeia.be
Medisch dossier verdwijnt:
wie is aansprakelijk?
Veel artsen vragen
zich af wat er gebeurt
indien een medisch
dossier zoek geraakt.
Zij vragen zich af of zij
hiervoor aansprakelijk
kunnen worden
gesteld. En wat moet er gebeuren met
de dossiers indien u als arts beslist
om uw praktijk te stoppen, of indien u
of uw patiënt komt te overlijden? Hoe
lang moet een medisch dossier worden
bijgehouden?
De geneesheer moet in principe
voor elke patiënt een medisch
dossier bijhouden. De geneesheer
die persoonlijk het medisch dossier
heeft samengesteld en aangevuld, is
verantwoordelijk voor de bewaring
ervan. Toch kan het fout lopen met de
bewaring van een dossier en kan het
dossier zoek geraken.